PwC, Deloitte, KPMG en EY investeren flink in legal tech. Wat voor gevolgen heeft dit voor de advocatuur? Wordt hun werk overgenomen? Staan de Zuidas-kantoren straks leeg? Aan de hand van drie scenario’s worden de gevolgen ingeschat.
Het is februari 2030, 17.00 uur. Het Amsterdamse Zuidplein ligt er desolaat bij. De wind giert tussen de betonnen, verlaten kolossen. Slechts enkele ramen lichten op; daarachter een verdwaalde jurist, gebogen achter zijn laptop. De laatste der Mohikanen, want veel oud-confrères zitten beduusd thuis duimen te draaien. In between jobs. Door legal tech. Met haar automatic drafting en contract reviewing.
De boosdoeners zijn de Big Four: PwC, Deloitte, KPMG en EY. Met hun bakken geld, multidisciplinariteit en immense human capital bestierden zij in de twintiger jaren de legal tech-markt. Oude juridische problemen verdwenen als sneeuw voor de zon, opgelost met behulp van hun technologie. Juristen raakten overbodig en de advocatuur, de pleitbezorger van uurtje-factuurtje, stortte in als een kaartenhuis.
Een onterecht doemscenario
In een hoop sectoren wordt een soortgelijk technologisch doemscenario geschetst. Of het nou de journalistiek, accountancy of afvalinzameling betreft: tech gaat de boel overnemen. Wat juridisch werk betreft, zou vooral de Big Four flink investeren in automatisering en technologie. De advocatuur mist daarbij de boot. Te conservatief, te traditioneel en gericht op het verdienmodel van uurtje-factuurtje. Is deze doemdenkerij terecht? “Nee,” luidt het stellige antwoord van Jeroen Zweers. Deze bebaarde legal tech-specialist is medeoprichter van het platform Dutch Legal Tech en voormalig innovatiedirecteur bij Kennedy Van der Laan.
“Vaak wordt mij, als innovatie-evangelist, verweten dat ik juristen hun werk ‘kannibaliseer’, maar dat is onterecht. Door legal tech verschúíft het werk van de jurist, het verdwijnt niet,” legt Zweers enigszins verongelijkt uit. “Juridisch bulkwerk, zoals het analyseren van standaardcontracten (contract reviewing – red.), kan geautomatiseerd worden, en mogelijk heeft dat impact op kleinere kantoren die zich enkel daar op richten. Wellicht verdwijnen deze zelfs, maar voor de interpretatie van de dataresultaten en high-end, specialistisch juridisch werk biedt de advocatuur nog steeds uitkomst.” Volgens de specialist loopt het bovendien niet zo’n vaart met de technologisering. “In ieder geval niet met zo’n snelheid als een paar jaar geleden werd verwacht.”
Tools en advies
Zweers onderscheidt twee ‘stromingen’ in legal tech: tools voor het verbeteren van interne processen, vaak ter ondersteuning van het traditionele juridische werk, en legal tech-advies. Aan dat eerste gebeurt het een en ander, volgens de specialist, maar qua tech-advies blijven de advocatenkantoren achter. “In de advocatuur speelt legal tech advisory nog nauwelijks. De kantoren geven de technologie namelijk gratis weg. Dit zodat ze aanspraak blijven maken op het vertrouwde verdienmodel: het juridische uurtje-factuurtje-werk, want veel gemaakte uren betekent meer geld. Vooralsnog werkt dit, en daardoor zit er geen verdienmodel achter legal tech-advies; de noodzaak is er niet.”
Aan de advieskant laat de advocatuur dus kansen liggen, waardoor er volop mogelijkheden zijn voor de Big Four, denkt Zweers. “De Big Four hebben al een sterke adviespraktijk en hebben bewezen dat ze goed zijn in digitale transformaties. Daarnaast liggen er enorme budgetten klaar voor legal tech. PwC, Deloitte, KPMG en EY beseffen dat klanten niet enkel oplossingen willen voor hun juridische vraagstukken, maar ook hulp of advies bij het digitaliseren van bijvoorbeeld een juridische afdeling.”
Volgens Zweers moet de advocatuur nu aanhaken, anders is het te laat en snoepen de Big Four de legal tech-markt op. “Advocatenkantoren staan nu nog te boek als dé juridische specialisten, met een bestaande klantenkring, maar als de Big Four zich met al hun menselijk en financieel kapitaal op de legal tech-markt storten, zie ik het zomaar gebeuren dat ze deze volledig overnemen. In Duitsland gebeurt dat al. KPMG is door dit soort investeringen bijvoorbeeld een top twintig-kantoor geworden in de juridische sector van onze oosterburen.”
Best of both worlds
Toch zijn er tussen de Big Four en de advocatuur ook gelijkenissen op het vlak van legal tech. Zo lijkt in Nederland, bij EY en KPMG, legal tech ook in dienst te staan van het juridisch inhoudelijk werk. Het is belangrijk om daarbij een kanttekening te plaatsen: EY en KPMG brengen in ons land hun juridisch werk namelijk onder bij respectievelijk HVG Law en Meijburg & Co. Deze kantoren zijn aparte entiteiten en verrichten traditioneel juridisch werk, als advocaten en notarissen.
Jan Padberg is managing partner bij HVG Law. Hij legt geduldig uit dat zijn kantoor een alliantie heeft met EY Tax en EY Law. Vanuit die samenwerking legt HVG Law zich toe op legal tech. Hij verheldert: “Alle technologische innovaties die uit het globale EY Law-netwerk rollen, mogen wij in Nederland inzetten. Dit doen wij vooral om het bulkwerk bij grote klanten te automatiseren. We gebruiken bijvoorbeeld tools voor efficiënter contractmanagement. Hiermee automatiseren we de contractuele processen bij een klant. Zo besparen we de klant enorme externe kosten, en zijn we bij hen in beeld voor diepgaander werk. Een win-winsituatie.”
Volgens Padberg is het noodzakelijk om mee te gaan in de technologische vaart der volkeren. De klanten, zeker de grotere vissen, verlangen simpelweg steeds vaker dat het bulkwerk zo efficiënt mogelijk wordt weggewerkt. “Veel uren voor commoditywerk; daar wordt simpelweg niet meer voor betaald,” meent Padberg. “Als advocaat maak ik me daarom weleens zorgen over de advocatuur. HVG Law heeft the best of both worlds: we zijn een puur advocatenkantoor, maar geruggesteund door de technologische kennis en investeringskracht van EY Law’s globale netwerk. Daardoor kunnen we eersteklas legal tech inzetten en weten we tech-savvy juristen aan te trekken. Voor een gemiddeld advocatenkantoor is dat financieel veel lastiger. Ik vraag me weleens af of ze, met de huidige snelheid van digitalisering, niet minder relevant worden als ze nu geen stappen maken.”
Enigszins sceptisch
Bij Meijburg & Co is de situatie soortgelijk: vooral door de alliantie met KPMG staat legal tech op de agenda. Freerk Volders, partner bij Meijburg & Co, is enigszins sceptisch over al de tech-hosanna-verhalen, die van zijn Big Four-collega’s incluis. Op de vraag of Meijburg & Co eveneens de markt gaat ‘bestormen’ met legal tech, reageert hij dan ook grappend: “Nou, voorlopig staan wij nog aan de andere kant van de horizon!”
Daarna vervolgt hij op serieuze toon: “Nee, zonder gekheid; ik weet dat KPMG grote bedragen investeert in legal tech, en dat het de toekomst is. Maar in de praktijk zetten we nog weinig spannende technologie in. Legal tech is bij ons vooral voor intern gebruik. Een extra tool om ons juridisch inhoudelijk werk beter en efficiënter te doen door het commodity werk te automatiseren. Bijvoorbeeld door auto-drafting van juridische documenten. Het is dus geen doel op zich.”
Hoe kijkt Volders dan aan tegen de gevolgen van legal tech voor het traditionele juridische werk? “Dat de markt verandert door technologie: ja, daar kan ik inkomen, maar ik geloof niet dat legal tech ons werk overneemt. Antwoorden op juridische vragen zijn immers aard, tijd en plaatsgebonden. Ik kan tot verschillende oplossingen komen voor hetzelfde juridische probleem, afhankelijk van het type klant. Overigens is veel technologie nog niet honderd procent accuraat, waardoor de eindanalyse nog altijd bij een jurist ligt.”
En de Big Four met hun legal tech-geweld? Zijn die een gevaar voor de advocatuur? “Wellicht. De Big Four, of gelieerde kantoren zoals wij, hebben het financiële voordeel en de kennisuitwisseling tussen verschillende disciplines. Hierdoor komen wij sneller in contact met goede technologie, die we kunnen inzetten bij opdrachten voor een klant.” Net zoals Padberg ziet Volders het automatiseren van de bulk vooral als een unique selling point; een manier om klanten aan zich te binden voor ander juridisch werk. “Misschien winnen we hierdoor op termijn klanten op de advocatuur, maar dat blijft koffiedik kijken.”
Dit is deel één van een artikel dat is verschenen in het Advocatie Magazine – Voorjaar 2020. Het vervolg van deze longread is hier te lezen.