In Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat zij zich vaak nog levendig herinneren. Yvo Amar vertelt over zijn eerste getuigenverhoor. De getuige was geen lieverdje, maar hulp kwam uit onverwachte hoek.
Yvo Amar
Partner internationaal sanctierecht en exportcontrole bij BenninkAmar Advocaten
Beëdigingsdatum: 31 augustus 2007
De zaak
“’Deze mag jij doen!’ zei de medewerker die mij het dossier gaf. Ik verwachtte een zaak over een arbeidsconflict of een ondeugdelijke auto, zoals gebruikelijk tijdens mijn opleiding. Toen ik het dossier opensloeg, schrok ik me kapot.
Het was een zaak tegen een zware, Limburgse crimineel, die banden had met de Italiaanse maffia. Hij bezat miljoenen aan drugsgeld en had een enorme achterstallige belastingschuld. Onze cliënt – de Belastingdienst – had daarom beslag gelegd op de panden die de Limburger bezat. Die claimde echter dat er huurovereenkomsten op de panden zaten, waardoor deze niet geëxecuteerd konden worden.
De medewerker had de zaak in eerste aanleg gedaan, waarna de Limburger schriftelijk in hoger beroep was gegaan. Daaropvolgend was een getuigenverhoor ingepland, waarbij de Limburger en een aantal betrokkenen verhoord zouden worden over de dubieuze huurovereenkomsten.
Drie zittingsdagen werden ervoor uitgetrokken. De medewerker ging binnenkort weg bij ons kantoor en het leek hem een goed idee dat ik het verhoor zou doen. Zoiets had ik – buiten de oefenrechtbank – nog nooit gedaan, en al helemaal niet bij een zware crimineel die aan de maffia werd gelinkt. Heel spannend vond ik het, maar ook wel tof: wanneer maak je dit nou mee als stagiaire? Ik besloot me uitgebreid in te lezen, dan kon me vast niets gebeuren.
Een te optimistische gedachte, ontdekte ik al gauw. De Limburger had een nogal angstaanjagend strafblad. Hij had al zo’n 21 jaar in de gevangenis gezeten. Toen hij een strafzaak verloor, had hij zijn advocaat met honkbalknuppels in elkaar laten staan. En toen de Limburger onenigheid kreeg met zijn zakenpartner, had hij diens kind door de knieën geschoten. Ik was echt geschokt toen ik dat las. Deze man was levensgevaarlijk, en die moest ik straks het vuur aan de schenen leggen! Ik kreeg al buikpijn als ik eraan dacht.”
Opvliegerig
“De medewerker was overigens niet teruggedeinsd voor de reputatie van de man. Sterker nog, die reputatie had hij uitgebreid belicht in de stukken. Om te benadrukken wat een onbetrouwbaar sujet de Limburger was, haalde de medewerker in het schriftelijk hoger beroep zijn eerdere veroordelingen aan, inclusief de daarover verschenen krantenartikelen.
Bij een zitting in België was uit veiligheidsoverwegingen het hele dorp afgezet, zo bleek. Bovendien was de Limburger nogal opvliegerig: hij stond bekend om zijn woedeaanvallen. Voor deze zaak totaal niet relevant, maar deze informatie droeg wel bij aan het beeld van de criminele Limburger. En aan mijn zenuwen, want de toon voor het verhoor was door de medewerker flink gezet.
De partner die ik om hulp vroeg, adviseerde me om de Limburger in ieder geval de hand te schudden en om in het verhoor altijd vriendelijk te blijven: het ging om de inhoud, niet om de persoon. Hij tipte me ook om vooraf te bellen met het hof, om te melden dat er een zware crimineel zou komen voor een civiele zitting. Dan konden ze daar wellicht rekening mee houden.
Uiteindelijk was ik tot in de puntjes voorbereid. De medewerker en de partner gingen gelukkig mee naar het verhoor en de vragen die ik ging stellen, kon ik dromen. Toch lag ik de nacht voor de zitting wakker. Dit móest goed gaan. Ik had weinig zin om de rest van mijn leven over mijn schouder te moeten kijken.”
De zitting
“De Limburger bleek een grote vent, vol tatoeages. Op het eerste gezicht best een vriendelijke man. Mijn uitgestoken hand pakte hij direct aan en door zijn zachte stem en zuidelijke accent, was ik even geneigd om te denken dat het allemaal wel meeviel. We kregen de grootste zaal toegewezen.
Best gek, want we waren maar met een paar mensen. Enkele minuten later begreep ik waarom. De Limburger was nog maar net begonnen met zijn verklaring, toen de deur openzwaaide en een paar zwaarbewapende mannen van de parketpolitie binnenkwamen. Ze gingen – onder luid geritsel van hun wapens – recht achter de Limburger zitten, die inmiddels wit was weggetrokken. Het was een idioot tafereel. Ondanks de ernst van de situatie leek dit machtsvertoon ineens toch behoorlijk overdreven. Maar eerlijk gezegd voelde het ook wel prettig. Toen ik begon aan mijn verhoor, was ik al een stuk minder zenuwachtig.
De Limburger schoot een paar keer uit zijn slof toen ik een kritische vraag stelde, maar het was een redelijk normaal gesprek. Van zijn verklaring bleef echter weinig over. Al gauw raakte hij verstrikt in zijn eigen leugens, net als de getuigen die na hem kwamen. Het was niet moeilijk om daar gaten in te schieten. Op de tweede dag liet bovendien zijn advocaat verstek gaan: die was niet betaald. Met een goed gevoel liep ik uiteindelijk de rechtbank uit. Ik maakte me wel snel uit de voeten, liever liep ik de Limburger niet tegen het lijf op het station.
Het was de raadsheer ook duidelijk dat de Limburger een oplichter was: onze vordering werd wederom volledig toegewezen. De Limburger ging niet in cassatie. Ik vermoed dat hij zelf ook wel inzag dat hij deze veroordeling vooral aan zichzelf te wijten had. Daarom was ik ook niet bang voor represailles.”
De evaluatie
“Zo bont als deze zaak heb ik het niet meer meegemaakt, maar nog steeds tref ik wel eens wederpartijen of advocaten die alleen maar uit zijn op ruzie. Ik probeer daar nooit in mee te gaan. Het draait immers om de inhoud, leerde ik bij de Limburger. Ook – of eigenlijk júist – als de belangen groot zijn, kun je het vriendelijk afwikkelen. Daar is iedereen bij gebaat. De parketpolitie heb ik gelukkig nooit meer hoeven inschakelen, maar mocht ik ze in de toekomst nodig hebben, is het goed om te weten dat ze met één telefoontje achter je staan.”