In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat de meeste advocaten zich nog levendig kunnen herinneren. De eerste cliënt van Wesley Houben kwam hem wel heel bekend voor.
Wesley Houben
Strafrechtadvocaat bij Jegers Advocaten in Heerlen
Beëdigingsdatum: 15 juni 2017
De zaak
“Precies één dag was ik advocaat, toen ik van mijn patroon een dossier in mijn handen gedrukt kreeg. “Deze zitting bij de politierechter mag jij doen,” zei hij. “Het is volgende week al.” Alleen al van de gedachte werd ik zenuwachtig. Weliswaar werkte ik al een paar jaar bij het kantoor als juridisch medewerker, maar een eigen cliënt had ik nog niet eerder gehad. Laat staan dat ik tegenover een rechter had gestaan: ik zat bij zittingen altijd in de publieke ruimte. Er moest nog een hoop gebeuren om volgende week zelfverzekerd in de rechtbank te kunnen verschijnen.
De zaak ging om een cliënt die werd verdacht van mishandeling tijdens het uitgaan. De cliënt was inderdaad met een groep vrienden bij de schermutseling aanwezig geweest, maar hield vol dat hij het slachtoffer niet mishandeld had. Bovendien spraken verschillende getuigen elkaar tegen en kwamen de signalementen van de vermeende dader niet overeen. Strafrechtelijk dus geen enorm complexe zaak, maar toen voelde dat heel anders.
Bekend gezicht
Nog diezelfde middag stortte ik me op het dossier. Aan mijn voorbereiding zou het niet liggen, besloot ik. Toen ik het dossier opensloeg, viel mijn oog meteen op de naam van de verdachte. Die kwam me bekend voor: ik had met hem op de middelbare school gezeten. We waren geen vrienden, hij zat een klas hoger, maar we kenden elkaar zeker. De wetenschap dat ik hem zou bijstaan, maakte me nóg nerveuzer. Ik wilde mijn eerste zaak natuurlijk sowieso niet verliezen, maar nu wilde ik zeker een goede beurt maken. Ik was benieuwd wat hij ervan vond dat ik zijn advocaat was. Misschien zat hij daar helemaal niet op te wachten? Mijn patroon had hem al ingelicht en gelukkig reageerde hij heel enthousiast toen ik hem belde, blij met een bekend gezicht in deze voor hem zo vervelende zaak.
Hij kwam naar kantoor om de zaak te bespreken, heel apart om hem na al die jaren op deze manier weer terug te zien. Hij wist natuurlijk wel dat ik nog niet zo lang advocaat was, maar dat het mijn allereerste zitting zou zijn, heb ik hem maar niet verteld. Mijn zenuwen wilde ik per se voor hem verborgen houden: het lijkt me voor een cliënt niet prettig om te weten dat je advocaat zo nerveus is voor zijn eerste zitting. We besloten voor het hoogst haalbare te gaan: vrijspraak dus.
In de aanloop naar de zitting stelde ik een uitgebreide pleitnota op. Alle mogelijke scenario’s – en mijn verweer daarop – schreef ik uit. Als de officier van justitie bijvoorbeeld een wijziging van de tenlastelegging zou wensen, zou ik daar direct op kunnen reageren. Een enorme klus, maar doordat alles op papier stond, voelde ik me wel iets zekerder over mijn optreden. Thuis, voor de spiegel, heb ik mijn pleidooi een keer integraal geoefend, en daarna ook eens voor mijn ouders en vriendin. Ik was blij dat ik voor mijn beëdiging al een eigen toga had gekocht. Ik ben nogal groot en nu hoefde ik geen risico te lopen dat een leentoga van de rechtbank bij mijn debuut als een soort jurkje boven mijn knie hing. Toen ik op de dag van de zitting in mijn nieuwe toga voor het eerst naar de stoel vooraan liep, kreeg ik wel een kick. ‘Nu gaat het gebeuren,’ dacht ik bij mezelf.”
Het pleidooi
“Mijn patroon was ook aanwezig bij de zitting, omdat hij een medeverdachte bijstond. Het was een prettig idee dat hij naast me zat, hoewel ik grotendeels zelfstandig aan de zaak had gewerkt. Ik deed mijn uiterste best om niet te laten merken hoe spannend ik het vond. Ik deed alsof ik elke dag in de rechtbank stond: op de gang maakte ik zelfs grapjes met mijn cliënt. Ik kwam – hopelijk – heel nonchalant over, maar het voelde als één groot toneelstuk. Toen de zitting eenmaal begon, was ik niet meteen aan de beurt. Terwijl eerst de feiten en persoonlijke omstandigheden besproken werden, ontspande ik een beetje. Maar toen de rechter mij het woord gaf, kwamen de zenuwen snel terug.
Tot mijn grote opluchting kwam ik tijdens mijn pleidooi toch goed uit mijn woorden. En ook op de vragen van de rechter had ik – precies zoals mijn bedoeling was – een pasklaar antwoord. Ik denk niet dat hij mijn onervarenheid heeft opgemerkt, al stelde hij wel één vraag die zo inhoudelijk was dat het leek alsof hij me toch even wilde testen. Geen probleem: ik was immers tot op de tanden voorbereid. Toen ik ook deze vraag uitgebreid kon pareren, voelde het bijna alsof ik was geslaagd voor een examen. Nu was het aan de rechter, maar over mijn eigen optreden had ik in ieder geval een goed gevoel.
En dat bleek terecht, want aan het einde van de zitting deed de politierechter uitspraak: vrijspraak! Ik was ontzettend blij, ik kon het bijna niet geloven. Op mijn eerste zitting een vrijspraak, geweldig. Omdat ik het ongepast vond om mijn euforie te tonen, boog ik snel mijn hoofd over mijn papieren. Ik moest mijn best doen om geen vreugdedansje te maken, haha. Mijn cliënt was uiteraard ook enorm opgelucht. Op wolkjes liep ik de rechtbank uit: het was me gewoon gelukt.”
De evaluatie
“Na die overwinning was het dan ook een flinke domper dat het OM in hoger beroep ging. Ook in dit traject mocht ik mijn cliënt bijstaan en ruim een jaar later werd hij gelukkig ook in hoger beroep vrijgesproken.
Inmiddels heb ik regelmatig zittingen bij de politierechter, vaak dezelfde als toen. Ik bereid een zaak nog altijd tot in de puntjes voor, maar meer dan steekwoorden schrijf ik niet op. Een goed voorbereide losse pols werkt beter dan een ellenlange pleitnota, weet ik nu. Destijds voelde het alsof mijn patroon me in het diepe gooide, maar achteraf realiseer ik me dat ik juist deze zaak van hem kreeg, omdat hij wist dat de kans op een goede afloop groot was. Na die eerste middelbare schoolgenoot, zie ik als advocaat wel vaker bekende gezichten voorbijkomen. Dat geeft altijd een extra dimensie, maar voor het proces maakt het natuurlijk niets uit: ik geef in elke zaak het maximale. En met ervaring kwam gelukkig ook het zelfvertrouwen: toneelspelen hoeft niet meer.”