Arusha, gelegen aan de voet van de Kilimanjaro in het noorden van Tanzania, is een levendige en drukke stad. U zou er – net als uw collega Knoops – terecht kunnen komen als advocaat van een verdachte die terechtstaat bij het Rwanda-tribunaal. Het is in Arusha echter ook oppassen geblazen. Ondergetekende werd er aangehouden door de verkeerspolitie en onder het toeziend oog van diezelfde politie beroofd van paspoorten, geld en bankpasjes. Daarna natuurlijk bureaucratische pret.
Door Lucien Wopereis
We hebben een paar dagen doorgebracht in het Tarangire National Park, en willen via Arusha naar de hoofdstad Dar Es Salaam, en van daaruit naar het Selous National Park in het zuiden van Tanzania. Arusha is zoals te doen gebruikelijk druk en chaotisch. De stad, uitvalsbasis voor safari’s naar de Tanzaniaanse wildparken Tarangire en de Serengeti, is de laatste jaren uit haar voegen gebarsten.
We wurmen ons door het verkeer. Dat bestaat uit auto’s, voetgangers, handkarren, fietsers, motorfietsen, vee en bussen. Zoals dat je dat doet in de meeste steden in Afrika: de deuren van de auto op slot, ramen op niet meer dan een kier.
Het kordate gebaar van een in smetteloos wit gehulde politieagent kunnen we natuurlijk niet negeren. We moeten aan de kant voor controle van onze papieren. De auto is gehuurd in Kenia, dus we kijken er niet van op. Altijd leuk, bekeurinkje uitdelen aan toeristen, en ook goed voor je Engels. Vergist u zich wat betreft de handhaving van de verkeersregels overigens niet in Afrika: ze meten er bijvoorbeeld ook je snelheid met laserguns. Zo zijn we een keer in het Zuid Afrikaanse Krüger park aan de kant gezet wegens te hard rijden. De agenten zaten gezellig onder een boom, op een plek waar je normaal speurt naar leeuwen.
Wat blijkt: onze papieren zijn inderdaad niet in orde. Iets met de verzekering. We weigeren het eerst te geloven (“We hebben deze auto gehuurd, alles is goed geregeld”) en allerlei papieren gaan over en weer, maar we moeten uiteindelijk toch mee naar het politiebureau voor een bekeuring. De agenten gaan ons voor in hun pick up truck.
Klap
Juist op het moment dat ik gas geef om de agenten te volgen, horen we een luide klap op de achterkant van de wagen. We kijken verschrikt achterom, en op datzelfde moment grijpt een arm voorin naar ons tasje met papieren op het dashboard. Heel even hapert de beweging omdat het halsbandje ergens blijft haken, maar dan zijn de hand en het tasje weg.
Ik stop de auto, en ren achter de onverlaat aan. Tenminste, ik ren. Ik zie niemand anders rennen, maar wordt door omstanders wel steeds verder gewezen. “Daar ging hij heen,” gebaren ze met de hand. Ik ren over een markt, en sta dan plotseling aan de rand van een groot veld met hoog gras, en aan de overzijde een nogal obscuur uitziende woonwijk. Ik heb nog flink wat locale poen in mijn achterzak en besluit de achtervolging (?) te staken, ter voorkoming van het Droste-effect. Het zal je maar gebeuren, een beroving binnen een beroving.
Teruggekomen bij de auto, meldt de politieagent zich weer. Hij is met zijn auto achter de straatrover aan gegaan, maar heeft hem niet te pakken gekregen. Hij lijkt zich een beetje te schamen, en een paar omstanders maken zich vrolijk over meneer-de-verkeerspolitieagent-in-zijn-smetteloos-witte-uniform. We worden opnieuw uitgenodigd om de pick up te volgen naar het politiebureau.
Dit keer om aangifte te doen, van de ons beloofde bekeuring hebben we nooit meer wat vernomen.
Dikke boeken
Aangekomen op het chaotische politiebureau, begint de bureaucratische pret. Om aangifte te kunnen doen moeten we eerst naar een kamertje boven, wachten, geld betalen, daarna na beneden, wachten, en daarna weer naar boven en wachten. Agenten schrijven zeer geconcentreerd heel veel dingen op in heel dikke boeken. Overal liggen stapels van dergelijke dikke boeken, tot aan het plafond.
Op een gegeven moment komt een zeer joviale agent binnengelopen met de verklaring: We Got Him. He is in the interrogation room, right now. Gaat u maar lekker naar huis, en meldt u zich morgenochtend maar weer. Ik vraag natuurlijk naar mijn tasje, en krijg opnieuw een joviale lach. Hij zegt nogmaals dat we morgenochtend terug moeten komen.
In de gang van het politiebureau komen we een ander Europees stel tegen. Ook zij zijn druk in de weer met het onafscheidelijke Afrikaanse duo Kastje en Muur, omdat hun spullen uit de hotelkamer zijn geroofd. Hij woont tijdelijk in Nairobi, en weet mij te vertellen dat beroving zoals de onze in Kenia niet gebeurd zou zijn. Daar heeft de verkeerspolitie geweren, en ze schieten eerst en vragen later. Hij heeft het in Nairobbery met eigen ogen gezien.
Ik heb intussen best vertrouwen in de Afrikaanse gerechtigheid. Ik droom s’nachts van mijn tasje en hoe ik ‘m overhandigd krijg van de dappere politieman. Die droom wordt overigens wat minder aangenaam als interrogation room langs komt.
De volgende ochtend melden wij ons bij het politiebureau. De dienstdoende agente kijkt me aan of ik gek geworden ben. Suspects? Yesterday?
Paspoortloos
Arusha heeft een Nederlands consulaat, gevestigd in hetzelfde conferentiegebouw als het Rwanda-tribunaal. We vragen er in drie verschillende sessies noodpaspoorten aan, die we uiteindelijk na ongeveer vier werkdagen op kunnen halen. Er zit ook een weekeind tussen, dus we besluiten paspoort- en rijbewijsloos af te reizen naar het zuiden en de noodexemplaren op de terugweg op te halen.
Bij een roadblock geef ik de dienstdoende agent daarom een kopie van mijn rijbewijs. Hij draait het papiertje om, en hij bekijkt de witte achterkant. We horen hem bijna denken: waar die lui vandaan komen, daar hebben ze het niet goed geregeld. Maar met een brede grijns wenst hij ons een goede voortzetting van de reis.
Gelukkig, Afrika blijft Afrika, ook al hebben ze inmiddels laserguns.