In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. De meeste advocaten kunnen zich hun eerste pleidooi nog levendig herinneren. Zo ook Thomas Stouten: zijn rechtbankdebuut bleek bepalend voor de rest van zijn carrière.
Thomas Stouten
Partner litigation & arbitration bij Houthoff
Beëdigingsdatum: 30 augustus 2007
De zaak
“Tijdens mijn studie wist ik het zeker: ik ga de transactiepraktijk in. Ik deed een commerciële ondernemingsrechtmaster en zag mezelf al carrière maken op M&A. De eerste helft van mijn advocaat-stage bracht ik vanzelfsprekend door op een corporate sectie en stiekem baalde ik van de verplichte sectiewissel die eraan zat te komen. De partners waarvoor ik werkte, benadrukten echter hoe belangrijk het was dat ik als M&A-advocaat óók de proceskant leerde kennen. Met frisse tegenzin begon ik daarom toch maar aan mijn stage op litigation & arbitration.
Ik zat er pas nét toen er een kort geding binnenkwam. Onze cliënt wilde een duurovereenkomst opzeggen, maar de wederpartij ging daar niet mee akkoord. Voor ik het wist, kreeg ik van mijn patroon het dossier in mijn handen geduwd: dit was echt iets voor mij. Het mooiste zou zijn als we toch van de overeenkomst af konden, en anders moesten we maar schikken. Mijn patroon praatte me grondig door de zaak heen, maar zelf zou hij niet meegaan naar de rechtbank. Dit kon ik vast wel alleen af. Ik schrok nogal van zijn mededeling, want dit hele onderwerp was onbekend terrein voor mij. Maar als mijn patroon dacht dat ik het aankon, wilde ik hem natuurlijk niet teleurstellen.
Zo’n beetje alle boeken over duurovereenkomsten heb ik binnenstebuiten gekeerd, tot ik praktisch elk relevant arrest uit mijn hoofd kende. Met de cliënt bepaalde ik welk schikkingsbedrag we eventueel redelijk zouden vinden en ik vroeg mijn patroon het hemd van het lijf over hoe het er in de rechtbank aan toe zou gaan. Daar was ik namelijk nog maar één keer binnen geweest, als toeschouwer. Met grote ernst en gezonde spanning werkte ik toe naar mijn eerste, eigen zitting.
Op de ochtend van het kort geding belde ik mijn patroon om te zeggen dat ik er hélemaal klaar voor was – hoewel dat van binnen natuurlijk wel anders voelde. Mijn patroon, zelf het toppunt van kalmte, gaf me nog een belangrijke tip. ‘Als je er niet uitkomt, ga dan geen dingen verzinnen, maar vraag om schorsing en bel mij. Wat je ook doet: keep it cool!’”
Het pleidooi
Eenmaal in de rechtbank bleek een schorsing gelukkig niet nodig. Mijn grondige voorbereiding wierp zijn vruchten af, want de vragen van de rechter kon ik zonder problemen beantwoorden. De rechter stuurde aan op een schikking en zo belandden we op de gang. Daar had ik natuurlijk wel rekening mee gehouden, maar ook dit was even slikken: ik had nog nooit zo’n ganggesprek gevoerd.
Toen herinnerde ik me de talloze onderhandelingen die ik op M&A had meegemaakt. Ik had weliswaar nooit zelf het woord gevoerd, maar ik had er wel veel van opgestoken. Tot mijn grote plezier lukte het inderdaad om met de wederpartij tot een schikking te komen, die bovendien binnen de kaders bleef die ik met mijn cliënt had afgesproken. Het voelde als een enorme overwinning.”
De evaluatie
“Na afloop belde ik meteen euforisch mijn patroon. Niet echt ‘keeping it cool’, maar ik stond nog helemaal stijf van de adrenaline. Ik was ontzettend blij dat ik het vertrouwen van mijn patroon niet had beschaamd en kon niet wachten om hem te vertellen hoe goed het was gegaan.
Het telefoontje met mijn patroon zette me echter meteen weer met beide benen op de grond. Blijkbaar deed ik zó enthousiast, dat hij er vanuit ging dat ik de zaak glorieus gewonnen had. Toen ik vervolgens uitriep dat we geschikt hadden, begreep hij in eerste instantie niet waarom ik zo blij was. En daarna wilde hij natuurlijk meteen weten welke voorwaarden we hadden afgesproken. Was er überhaupt reden om blij te zijn? Pas toen ik hem vertelde hoe de schikking eruit zag – en dat de cliënt ook heel tevreden was -, feliciteerde hij me met het resultaat.
Eenmaal terug op kantoor was de adrenaline inmiddels iets gezakt, maar vanbinnen was ik euforisch. Mijn eerste, eigen zaak – en het resultaat – mocht dan klein zijn, voor mij voelde hij levensgroot. Bovendien had ik nog iets gevoeld tijdens de zitting. Anders dan ik ooit had kunnen voorspellen, had ik het procederen ontzettend leuk gevonden. De tunnelvisie die ik altijd had gehad, viel ineens weg: misschien was ik tóch niet voorbestemd voor M&A. Na dit kort geding stond ik nog vele malen voor de rechter en aan het einde van mijn stage wist ik het zeker: ik ga de procespraktijk in.
En zo geschiedde. Inmiddels ben ik, met veel plezier, partner op litigation & arbitration en kom ik met grote regelmaat in de rechtbank. Nog vaak denk ik daar terug aan die eerste zitting, waarmee mijn carrière eigenlijk pas écht begon.”