Na 43 jaar gooit de Bossche strafrechtadvocaat Pieter Van der Kruijs de handdoek in de ring: het is mooi geweest. Met name met de roemruchte zaak Benno L. verwierf hij landelijk bekendheid. Tijd voor een reflecterend tweegesprek. Wat waren zijn hoogte- en dieptepunten? En hoe heeft hij de advocatuur zien veranderen?
De ‘verdediger van Benno L.’, bekend van de Rosmalense flatmoord en diverse mediaoptredens, of gewoon die eigenzinnige strafrechtadvocaat: Van der Kruijs is een bekend gezicht in de advocatuur. Na 43 jaar is het welletjes geweest, hij stopt ermee. Advocatie blikt met hem terug op zijn carrière.
Na 43 jaar houdt u ermee op. Waarom?
Pieter van der Kruijs: “Dat is eigenlijk vrij eenvoudig: mijn leeftijd. Ik ben inmiddels de zeventig gepasseerd, en het is gewoon tijd om te stoppen. Op een gegeven moment is het genoeg. Mijn energie is ook op door de voortdurende strijd die moet worden geleverd in de huidige wijze van procederen. In mijn ogen zou die strijd minder centraal moeten staan. De vraag moet zijn wat nodig is om het conflict op te lossen en om ervoor te zorgen dat de verdachte niet meer in aanraking komt met justitie. Overigens heb ik nog wel wat kleine zaken af te handelen voordat ik helemaal stop, maar niets noemenswaardigs.”
Als jongeman begon u ooit aan een carrière in het strafrecht. Wat heeft u destijds gemotiveerd?
“Goh, het is eigenlijk vooral mijn passie. Mijn studie strafrecht in Nijmegen boeide mij al enorm. Vooral door de lastige dilemma’s over goed en kwaad en de type mensen die in aanraking komen met het strafrecht. In tegenstelling tot wat veel mensen denken zijn dat vooral de schlemielen van onze samenleving; zij die tussen wal en schip vallen, níét de doorgewinterde criminelen. Voor hen wilde ik me inzetten.
De reden hiervoor? Ik kom zelf uit een achterstandswijk in Den Bosch: het Eikendonkplein. Inmiddels is het daar prachtig opgeknapt, maar vroeger was het dé achterbuurt van de stad. Hierdoor voel ik me verbonden met de ‘onderlaag’ van de samenleving. Die verbondenheid had ik al als student. Samen met andere studenten zette ik destijds daarom een rechtswinkel op in De Hambaken, een wijk met sociale problematiek. Later mondde dit uit in een professioneel advocatencollectief.”
Tijdens uw loopbaan heeft u veel zaken afgehandeld. Uiteraard is de zaak Benno L. de bekendste (waarover Advocatie hem in 2010 uitgebreid sprak). Zijn er nog andere zaken die voor u kenmerkend zijn geweest?
“Wat betreft media-aandacht was ook de Rosmalense flatmoord pittig. Persoonlijk vond ik dat een ‘blauwbekkende’ zaak. De verdachte was in alle instanties veroordeeld, maar ik had van meet af aan twijfels en wilde dat de boel werd herzien. Inmiddels lijkt het die kant op te gaan: de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de zaak voor herziening in aanmerking komt, maar heeft eerst nog een tussenarrest gewezen en nader onderzoek bevolen. Pas daarna wordt beslist of er redenen zijn voor een daadwerkelijke herziening. Desalniettemin heb ik goede hoop dat dit uiteindelijk resulteert in vrijspraak.
Dat gezegd hebbende, vond ik de kleinere zaken vaak het interessantst. Waarbij gewone mensen in aanraking komen met het strafrecht, want dat kan iedereen vrij gemakkelijk overkomen, en waarbij in mijn ogen vaak te snel voor een straf wordt gepleit. Er is veel minder vergelding nodig dan dat we op het ogenblik doen.”
Het valt op dat u als strafrechtadvocaat erg maatschappelijk betrokken bent. Genoot u ook het meest van dit aspect van uw vak?
“Genoten is misschien niet het juiste woord, maar zoals ik al aangaf ben ik uit een bepaalde sociale bevlogenheid aan de strafrechtadvocatuur begonnen. Ik wilde graag mensen helpen die zich aan de zelfkant van de samenleving bevinden. Dat ik mijn kennis daarvoor kon inzetten, vond ik inderdaad prettig. Ik vond het tijd dat er ook goede advocaten kwamen voor mensen met een kleine beurs.”
Is die maatschappelijke bevlogenheid ook de reden geweest waarom u bijvoorbeeld opiniestukken schreef voor kranten? En actief was voor de Nederlandse Vereniging Van Strafrechtadvocaten (NVSA)?
“Dat weet ik niet. Ik heb die stukken geschreven omdat ik het belangrijk vind dat in het strafproces verantwoording wordt afgelegd, en de krant wordt meer gelezen dan de uitspraak. Bij de NVSA ben ik secretaris en voorzitter geweest omdat je als georganiseerde club meer in de pap te brokkelen hebt dan als alleenstaande advocaat. Als NVSA mogen we meepraten over ontwikkelingen in ons vakgebied.”
Wat waren de opvallendste ontwikkelingen in de periode dat u actief was als strafrechtadvocaat?
“Er zijn een hoop dingen veranderd de afgelopen 43 jaar. Zo werden in de jaren ‘80 veel zaken geseponeerd. Er werd alleen strafrechtelijk vervolgd als dat maatschappelijk gezien nut had. Om aan te haken op wat ik zojuist vertelde: om mensen te laten inzien dat ze iets fout hadden gedaan. Uiteindelijk is dat verschoven naar de huidige situatie. Alles verloopt nu administratief-bureaucratisch. Er komt een dossier binnen, een ambtenaar gaat ermee aan de slag en er gaat een dagvaarding uit. Waarschijnlijk komt dat ook omdat rechters worden beoordeeld op basis van het aantal zaken dat ze afronden.
Daarnaast zijn natuurlijk de recente gebeurtenissen zeer opvallend: de aankomende piketstaking en de moord op Derk Wiersum. Door de laatstgenoemde daad zou er meer angst zijn onder collega’s. Dat betwijfel ik. Bedreigingen aan het adres van advocaten, maar ook burgemeesters en officieren van justitie, spelen al langer. De moord lijkt mij eerder een verschrikkelijk incident. Hoewel ik wel denk dat het allemaal harder wordt. Waarschijnlijk omdat er zoveel geld mee is gemoeid.
Verder sta ik achter de staking. We hoeven niet rijk te worden, maar de 10 à 15 euro per uur die nu wordt uitbetaald, vind ik van God los. Er zijn een hoop strafrechtadvocaten die hierdoor stoppen.”
U noemt een aantal negatieve ontwikkelingen. Waren er ook op persoonlijk vlak minder leuke aspecten van uw beroep?
“Natuurlijk vallen sommige beslissingen zwaar. Zo heb ik ooit een cliënt gehad die medeverdachte was van een overval. Hiervoor werd hij veroordeeld tot een aantal jaar gevangenisstraf. De andere veroordeelden gingen in hoger beroep en hij vroeg mij om advies: moest hij dat ook doen? Ik heb toen geadviseerd dit niet te doen. Er was een kleine kans dat hij werd vrijgesproken en het risico was aanwezig dat zijn straf juist hoger zou uitvallen. Uiteindelijk werden de anderen in hoger beroep vrijgesproken. Dan voel je je knap lullig.
Maar hoe ouder je wordt, hoe meer je dat soort gebeurtenissen van je afzet. Toen ik een jonge advocaat was, stond ik ermee op en ging ik ermee naar bed. Dat is echter niet vol te houden. Je moet op een gegeven moment de deur achter je dicht kunnen trekken. Het van je af kunnen zetten.”
Dat moet u als persoon toch hebben veranderd? Anders gezegd: bent u een ander persoon geworden door de advocatuur?
“In zekere zin. Bij een zitting ben ik in strijdmodus. Ik vlieg het OM in de haren, en andersom. Beroepsmatig zoek je continu strijd. Privé is dat niet de bedoeling, maar daar ontkom je niet altijd aan. Je raakt beroepsgedeformeerd. Daarnaast vind ik, achteraf gezien, dat mijn ego te veel bepaald is door mijn beroep. Mensen vinden je werk namelijk boeiend. Ik chargeer een beetje, maar op feestjes stel je je daardoor bij wijze van spreken eerder voor als advocaat dan als vader van vijf kinderen.
Ook vind ik dat ik te hard en te veel heb gewerkt. Daarin had ik liever wat meer balans gezien. Er zijn jaren bij geweest dat ik 70 tot 80 uur per week aan het werk was. Zo belangrijk vond ik mijn werk. Privé schiet het er daardoor weleens bij in. Met de wijsheid van nu zeg ik over die tijd: ik had mijn prioriteiten destijds verkeerd gesteld. Er zijn ook andere belangrijke dingen in het leven.”
Ter afsluiting: wat staat er nu op de planning, als pensionado?
“Ik zou graag een boek willen schrijven over vergeving, vergelding en goed en kwaad. Een beetje over de zaken die we besproken hebben. Die interesse is een van de redenen dat ik ooit in het strafrecht ben beland, en die thematiek blijft me nog steeds boeien. Nu kan ik er op een andere manier mee aan de slag.”