In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat de meeste advocaten zich nog levendig herinneren. Het pleitdebuut van Robbert Sjoerdsma (Holla) leverde hem drie belangrijke levenslessen op.
Robbert Sjoerdsma
Partner IP & Advertising Law bij Holla Legal & Tax
Beëdigingsdatum: 31 augustus 2007
De zaak
“In mijn eerste eigen zaak stond ik een werknemer bij die – volgens hem onterecht – op staande voet was ontslagen. Wij verzochten daarom om wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn loon, terwijl de werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Tijdens een zitting in Den Haag werden beide zaken gevoegd behandeld. Inhoudelijk niet een heel spannende zaak, maar wel één die me drie waardevolle inzichten heeft opgeleverd, waar ik in mijn huidige praktijk nog iedere dag profijt van heb.
Een paar weken na mijn beëdiging had ik van mijn begeleider het dossier gekregen, als onderdeel van mijn opleidingstraject. Ik was afgestudeerd op ondernemingsrecht en intellectueel eigendom, van arbeidsrecht had ik geen kaas gegeten. Toch was het de bedoeling dat ik de zaak geheel zelfstandig oppakte, mijn begeleider zou alleen aan de zijlijn meekijken. Die begeleider was een partner op leeftijd, die zijn sporen binnen kantoor ruimschoots had verdiend. In de laatste jaren voor zijn pensioen, trad hij op als één van de mentoren voor beginnende advocaat-stagiaires.
Het was een flamboyante man die ijzersterk was in zijn vak, waardoor we allemaal naar hem opkeken. Als advocaat leek hij onaantastbaar, maar binnenshuis was hij heel benaderbaar: hij straalde uit dat hij veel plezier had in zijn werk. Dat juist hij mijn eerste zaak begeleidde, maakte dat ik extra goed mijn best wilde doen. Ik besloot me volledig vast te bijten in deze zaak en na een paar weken kende ik het dossier van binnen en van buiten. De avond voor de zitting gaf de partner me een belangrijke tip: op tijd naar bed. ‘Daar heb je morgen meer aan dan nog eens alle feiten stampen,’ zei hij.”
Het pleidooi
“De volgende ochtend reed ik samen met de partner in zijn Jaguar naar de zitting. Ik vond het natuurlijk spannend dat hij in de zaal zou zitten om te zien hoe ik het ervan afbracht, maar wist dat het aan mijn dossierkennis in ieder geval niet zou liggen. Tot mijn grote plezier bleek dat te kloppen. Dankzij mijn voorbereiding stond ik zelfverzekerd tegenover de rechter en kon ik zonder problemen zijn vragen beantwoorden. Dat was het eerste waardevolle inzicht: dossierkennis is alles. Sinds die dag is er geen zaak voorbij gekomen waarin ik me niet volledig heb vastgebeten, ook als ik vooraf niet direct bekend was met de materie. Een zaak win je immers op de feiten.
Tijdens het pleidooi kwam ik in eerste instantie amper los van het papier: ik had zo mijn best gedaan om alles correct op te schrijven dat ik daar bijna niet vanaf durfde te wijken. Maar toen we daarna verder gingen met de repliek en dupliek, werd ik steeds losser door de dialoog die toen ontstond. Een soort spel tussen de rechter, de wederpartij en mijzelf. Vragen van de rechter zo overtuigend mogelijk beantwoorden, onjuistheden weerleggen, inhaken op uitspraken van de wederpartij: dit was waarom ik advocaat wilde worden!
Inzicht nummer twee: ik heb een voorliefde voor de procespraktijk. Ik had echt van het moment genoten, dat wilde ik nog veel vaker ervaren. En zo geschiedde. Nog steeds houd ik enorm van zittingen, het kookpunt van een zaak waarin alles samenkomt. Zeker tijdens de repliek en dupliek geeft het een goed gevoel als ik met mijn kennis van de zaak en het recht de rechter kan overtuigen. Dan werpen de vruchten van het harde werken zich af, net als bij die allereerste keer.”
De evaluatie
“In de auto terug naar kantoor complimenteerde de partner me met mijn improvisatietalent. Zelf had hij achterin de zaal gezeten, hij had me tijdens de zitting niet geholpen. Stiekem was ik dus best trots op mezelf: ik had succesvol gedebuteerd in de rechtbank, onder toeziend oog van één van de beste advocaten van kantoor. We zaten nog wat na te praten, toen hij zijn Jaguar de parkeergarage naast kantoor in reed. Dat de bochten behoorlijk smal waren, ontdekte de partner precies een seconde te laat: hij reed vol tegen een muurtje aan. Hij ontstak onmiddellijk in woede en vloekte alles bij elkaar, toen hij zag hoe zijn Jaguar eraan toe was. Van de onaantastbare advocaat was ineens niets meer over – en van de benaderbare man ook niet, trouwens. Inzicht nummer drie: advocaten zijn ook maar mensen, haha!
Inmiddels zijn we veertien jaar en vele zaken verder. De rollen zijn omgedraaid: als partner begeleid ik nu zelf advocaat-stagiairs. Ik hoop natuurlijk dat ik ze iets kan leren, maar ik leer ook graag van hen. Ook ik ben immers maar een mens. Ik nodig mijn team daarom uit om proactief feedback te geven en doe mijn best om een gelijkwaardige cultuur te creëren, waarin iedereen de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen. Regelmatig ga ik met stagiaires mee naar hun eerste zitting. Dan vertel ik ze graag over het belang van dossierkennis en de lol van het improviseren. Én over het effect van een goede nachtrust: op tijd naar bed!”