Met twee ezels of paardjes trekt arbiter en advocaat Erwin van der Wiel van wadi naar wadi. Onderweg vindt hij pure schoonheid. Dat niet alleen: “In de woestijn heb ik inzichten die ik thuis niet krijg. Zo denk ik veel na over het concept tijd. Welke dag het is, welk jaar, daar zijn ze niet mee bezig. Ben je daar, dan krijgt het iets belachelijks om als advocaat per zes minuten te moeten noteren wat je doet. ”
Tekst Patricia Jacob*
“Reizen door de woestijn is als luisteren naar Chopin: de confrontatie met pure schoonheid maakt me gelukkig. Zo zag ik in veel woestijnen, waaronder de Sinaï, brede zandstroken tussen heuvels in wel vijftien schakeringen rood. Prachtig, in combinatie met de strakblauwe hemel. Ook onvergetelijk: de woestijn bij Palmyra, Oost-Syrië. Ik ging zitten, voelde iets hards, begon te graven en vond een beeld, waarschijnlijk Byzantijns. Ik keek verder en dáár, op een berg, bij volle maan, zag ik ook nog eens een prachtig kruisvaardersfort.
In 1994, in Jordanië, ontdekte ik deze natuurgebieden. Met een vriend reed ik over een verharde weg door de woestijn van Aqaba naar Petra. We besloten eraf te gaan en kwamen in een dorpje. Daar bood een veertienjarige knul ons aan de omgeving te laten zien. In zijn jeep reed hij ons over het rulle zand naar het voormalige woonhuis van de legendarische archeoloog en militair Lawrence of Arabia.
De kleuren, de uitgestrektheid: de omgeving bleek in het echt nog indrukwekkender dan in de gelijknamige film. Hierna bracht de jongen ons naar enkele familieleden verderop. Drie dagen bleven we bij hen. We aten geitenvlees en zelfgemaakte kaas en sliepen onder de sterren. Ook wandelden we veel.
Die complete rust… Geen wolken, wind of stromend water. Geen ritselende bladen, ronkende auto’s en, verwijderd van de groep, ook geen geroezemoes. Nooit eerder troffen we zo’n bewegingloze, overweldigende stilte. Zalig. Zeker gezien mijn jachtige leven.
Na deze reis dacht ik meteen: ik wil méér ervaren, de volgende keer blijf ik niet op één plek maar trek ik rond. Sindsdien heb ik ongeveer vijftien woestijnreizen van gemiddeld twee weken gemaakt, onder andere naar Libanon, Algerije, Marokko, Mongolië, Amerika en Noord-Soedan.
Doorgaans reis ik alleen. Om risico’s te beperken, kies ik altijd woestijnen waar mensen en oriëntatiepunten zijn, bijvoorbeeld een kustlijn. Voor vertrek lees ik over mijn bestemming, loop mijn wandelschoenen in en bezoek de tandarts.
Ga ik naar een Arabisch land, dan ga ik ook door mijn zinnetjes Arabisch en haal mijn Koran-kennis op. Ter plekke koop ik meestal twee lastdieren, ezeltjes of paardjes bijvoorbeeld. Na afloop verkoop ik die weer. Op het ene dier rijd ik als ik het lopen zat ben, op het andere ligt mijn bagage: onder meer astronautenvoedsel, Antibiotica en borstrokachtig ondergoed voor ’s nachts. Ook heb ik altijd een waterzak met zo’n slangetje bij me.
Zo trek ik van de ene gastvrije nomadenfamilie naar de andere. Ofwel: van de ene wadi naar de andere, want rondom deze laaggelegen plekken met regenwater verblijven ze meestal. Kompassen, aanwijzingen van de nomaden en, sinds kort, een satelliettelefoon met plaatsbepaler brengen mij vooruit. Soms heb ik een kaart met daarop de wadi’s. Het helpt dat ik twaalf jaar verkenner ben geweest, altijd veel heb gereisd en geregeld bergwandelingen maak.
Steeds meer wil ik van de woestijn weten, van de flora, de fauna. Vinden mijn vrienden een boek met een kameel erop, dan krijg ik het. Zolang het kan, wil ik woestijnen doorkruisen. Ik houd van de schoonheid, de overweldigende stilte, maar, bovenal, van het effect daarvan. Wat totale rust al niet teweegbrengt… Zeker in je eentje is dit effect groot. Vandaar mijn vele soloreizen. Loop ik alleen, dan denk ik in het begin steeds: niemand weet dat ik kom.
Elke reis weer voel ik me dan vol-sla-gen alleen. De stilte versterkt dat gevoel. Eerst probeer ik die eenzaamheid in te vullen. Ik moedig mezelf aan, ik fluit, ik zing. Totdat ik inzie dat ik hier niets mee opschiet, dat de situatie nu eenmaal is zoals ze is. Dan stop ik met die flauwekul, geef me over en ervaar vrede. Vanuit dit gevoel krijg ik inzichten die ik thuis niet krijg. Ik realiseerde me bijvoorbeeld hoe wij westerlingen ons gevoel grotendeels hebben uitgeschakeld. Zo kijk ik aan het begin van de reis voortdurend op mijn horloge, uit angst om te laat bij de volgende wadi te komen. Na een aantal dagen doe ik mijn horloge af en wat blijkt? Ook dan lukt het mij rond half vier ’s middags aan te komen. Hoe laat het is, dat voel je. Het maffe is dat ik desondanks mijn horloge niet thuis durf te laten. Een horloge hoort erbij, dat zit er ingeramd. Immers: tijd telt.
Het concept tijd is iets waarover ik in de woestijn veel heb nagedacht. Ik herinner me nog dat Jordaanse opaatje. Hij mengde zich niet in de gesprekken, maar zat de hele dag op zijn matje wat te staren. Plotseling, om half zes, ging de zon onder en bám, daar ging opa. Hij viel om en ging pitten. Tja, nomaden hebben geen klokjes nodig. Welke dag het is, welk jaar, daar zijn ze niet mee bezig. Ben je daar, dan krijgt het iets belachelijks om als advocaat per zes minuten te moeten noteren wat je doet. Je vraagt je af of je echt je hele leven, vijf, soms wel zes dagen in de week, plus en hier en daar wat avonden, van minuut tot minuut wilt plannen. Al zegt iedereen dat het niet anders kan, je vraagt je af of dat écht zo is.
Vorig jaar trok ik mijn conclusies uit mijn overdenkingen. Ik realiseerde me dat er behalve de advocatuur zoveel andere mooie werkplekken zijn waar ik dezelfde kwaliteiten kan gebruiken én minder door tijd word geregeerd. Bovendien heb ik in twintig jaar advocatuur alles meegemaakt, inclusief werken op mijn eigen kantoor. Ik besloot de advocatuur te verlaten.
Vanaf mei ben ik commissaris bij twee voormalige cliënten, ga ik werken als internationaal arbiter en zal ik deel uitmaken van het bestuur van een medische instelling. Hopelijk houd ik tijd over om wat in de politiek te doen. Of mijn leven echt relaxter wordt, kan ik nu nog niet zeggen. Wel weet ik zeker dat ik voor die tijd naar de woestijn van Noord-Chili ga. Latijns-Amerika ken ik nog niet, hooggelegen woestijnen evenmin.”
Naschrift: dit artikel verscheen in 2007 in Legal Stuff, een juridische glossy die werd uitgegeven door Pure Legal in Rotterdam. We kregen toestemming om het artikel over te nemen, waarvoor onze dank. Erwin van der Wiel laat in een reactie weten dat hij nooit helemaal uit de advocatuur is gestapt. Hij bleef ongeveer twee dagen per week werkzaam als advocaat. Inmiddels is dat weer meer geworden, omdat hij zijn internationale arbitrageopaktijk door gezinsuitbreiding deels moest laten gaan. Van der Wiel is woestijnreizen blijven maken. Ook met zijn vrouw, “een prima reisgenoot”.