Voor de huidige generatie advocaten is partnerschap is niet meer de heilige graal. Advocatie sprak met drie jonge partners die in 2020 benoemd werden. Alle drie hadden ze dat tien jaar geleden niet kunnen vermoeden. “Ik had absoluut geen ambitie om partner te worden.”
Jessica de Rooij (37) werd 1 januari 2020 benoemd tot partner bij Evers Soerjatin, waar ze zich in 2018 bij aansloot. Daarvoor werkte ze tien jaar bij Norton Rose Fulbright.
“Een goede advocaat worden, dat was mijn carrièreplan. Ik focuste me op mijn inhoudelijke ontwikkeling, met partner worden was ik niet bezig. Bij Norton Rose Fulbright werkte ik in een fijn team en had ik het heel lang prima naar mijn zin. Na mijn studentstage werd ik aangenomen als advocaat-stagiaire en op de sectie litigation kwamen zoveel interessante zaken voorbij, dat ik er tien jaar ben gebleven. Maar toen werd ik benaderd voor een positie bij het toenmalige De Breij Evers Boon. We hadden meteen een goede klik en hun boutique-opzet sprak me aan. Toen begon het toch te kriebelen. Werd het niet tijd om mijn horizon te verbreden?
In 2017 stapte ik over naar De Breij Evers Boon. Tijdens onze gesprekken hebben we het kort gehad over partnerschap, maar daar was ik toen nog niet concreet mee bezig. Ik maakte een overstap omdat ik een nieuwe uitdaging zocht, niet omdat ik direct partner wilde worden.
Twee jaar later stond ik er anders in. Het kantoor was inmiddels gesplitst in M&A-kantoor deBreij en de litigation boutique Evers Soerjatin, waar ik me bij aansloot. Voor mij was dit het juiste moment om de volgende stap te zetten. Het leek mij mooi om het nieuwe kantoor te helpen opbouwen. In de tijd die volgde, hebben we veel gesproken over mijn partnerambitie, maar een officieel traject was er niet. Dat ik uiteindelijk per 1 januari 2020 officieel werd benoemd, voelde eigenlijk heel organisch. Ik was natuurlijk trots en blij, maar pas toen ik door cliënten en collega’s uitgebreid werd gefeliciteerd, realiseerde ik me hoe bijzonder het eigenlijk was.
Geen negen-tot-vijf-baan
Dat we binnen Evers Soerjatin allemaal gespecialiseerd zijn in corporate en commercial litigation, is heel handig. Ik loop makkelijk even naar de andere partners om iets tegen hen aan te houden. Nu ik zelf de lead heb in dossiers, lukt het beter om werkzaamheden aan te passen aan mijn agenda, in plaats van andersom. Maar vaak laat het werk zich lastig plannen: als zich plotseling een kort geding aandient, krijgt dat uiteraard prioriteit. Ik heb geen negen-tot-vijfbaan, maar die zou ik ook niet willen.
Afgelopen januari is onze dochter geboren. Mijn verlof duurt nog tot april, ik ben van plan om daarna weer fulltime te gaan werken. Een parttime werkweek levert vooral stress op, denk ik. Als blijkt dat ik van vijf dagen werken toch niet gelukkig word, ga ik kijken naar andere opties. Gelukkig hebben we een fijne partnergroep, waarin ook dit soort dingen altijd bespreekbaar zijn.
Als partner mag ik ineens over alles meepraten. We hebben een klein partnerteam, dus er is veel ruimte om dingen op te pakken die ik leuk vind. Zo houd ik me ook bezig met marketing- en HR-taken. Wat ik mooi vind om te zien, is dat in de advocatuur steeds meer vrouwelijke partners worden benoemd. Ik hoop dat die ontwikkeling zich doorzet. Daar span ik me graag voor in.”
Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht (35) werkte tien jaar bij AKD, toen hij per 1 januari 2020 werd benoemd tot partner. In november van dat jaar rondde hij bovendien zijn proefschrift over de Handelsnaamwet af.
“Ik heb zelf een balletje opgegooid bij één van de partners waarmee ik werkte. We waren aan het sporten, toen ik vroeg of we het eens konden hebben over de stappen die ik zou kunnen maken. Mijn zaken liepen goed, klanten en collega’s waren tevreden en ik had het naar mijn zin. Ik werkte al bijna tien jaar bij kantoor: het partnerschap voelde als een logische volgende stap.
Toen ik in 2009 bij AKD begon, had ik absoluut geen ambitie om partner te worden. Ik startte op de sectie Intellectueel Eigendom en nam me voor om na drie jaar de balans op te maken: als ik het niet leuk meer vond, ging ik gewoon iets anders doen. Dat moment is nooit gekomen, ik kreeg er juist steeds meer plezier in.
Omdat ik graag dieper in de stof wilde duiken, besloot ik in 2016 te gaan promoveren. In theorie werkte ik één dag per week aan mijn proefschrift, maar in de praktijk waren het eigenlijk twee volledige banen. Geweldig, maar ook loodzwaar. Toch wilde ik met het partnerschap niet wachten tot na mijn promotietraject: wat mij betreft was het één een aanvulling op het ander. Gelukkig zag kantoor dat ook zo. Wel moest ik toezeggen dat ik binnen afzienbare tijd mijn proefschrift zou afronden. Geen probleem uiteraard, dat wilde ik zelf ook graag. Uiteindelijk heb ik het in vierenhalf jaar gedaan, ongeveer wat ik voor ogen had.
Per 1 januari 2020 werd ik benoemd tot partner. Natuurlijk was ik blij, maar echt uitbundig heb ik het niet gevierd, vrees ik. Dat was met mijn proefschrift wel anders, toen viel er echt een last van mijn schouders. Heerlijk om me vanaf toen weer op één ding te richten en er weer volledig voor mijn team te kunnen zijn.
Broodje kroket
Sinds ik partner ben, is er praktisch gezien niet veel veranderd. In de meeste zaken was ik al eindverantwoordelijk, nu alleen ook op papier. Op vrijdag lunch ik – als ik op kantoor ben – nog steeds met een broodje kroket, maar dan een kamertje verderop. Wat ik ontzettend leuk vind, is dat ik meer betrokken ben bij de organisatie. Wat speelt er, hoe ontwikkelt mijn team zich en waar gaan we met kantoor naartoe? Met andere partners spar ik graag over hoe zij het aanpakken. Heel verfrissend om me niet alleen te focussen op mezelf, maar ook bezig te zijn met het grotere plaatje
Ik heb nooit de behoefte gehad om een heel duidelijke scheiding te maken tussen werk en privé: ik ben eigenlijk altijd wel met werk bezig. Gelukkig ken ik mijn eigen grenzen: ik weet wanneer ik mezelf in acht moet nemen. Als partner is het misschien nog wel wat makkelijker om je eigen tijd in te delen. Tot nog toe, in ieder geval: in maart verwachten wij ons eerste kind. Daar kijk ik enorm naar uit. Ik ben van plan om in de zomer een paar weken vaderschapsverlof te nemen. Wat het vaderschap verder zal doen met mijn agenda vind ik lastig in te schatten, maar het zal ongetwijfeld opnieuw een interessante uitdaging worden.”
Claire Krüger (37) werd op 1 juli 2020 benoemd tot partner bij Van Iersel Luchtman Advocaten. Het partnerschap was niet altijd haar doel: Krügers eerste missie was curator worden.
“’Waarom ga je niet een paar jaar buitenspelen in de advocatuur?’ vroeg mijn leidinggevende, toen ik in 2009 als secretaris bij de rechtbank in Breda werkte. Na mijn HEAO-studie Management, Economie en Recht heb ik een universitaire master gedaan. Daarna ging ik aan de slag bij de rechtbank, op de sectie insolventierecht. Ik vond het werk heel leuk, maar miste eigen verantwoordelijkheid. Als secretaris zag ik alles voorbij komen, maar nooit mocht ik mijn eigen naam eronder zetten. Daarom besloot ik alsnog mijn civiel effect te behalen en te onderzoeken of de advocatuur iets voor mij zou zijn.
Ik begon als insolventieadvocaat bij een klein kantoor. Daar ontstond mijn ambitie om curator te worden en grotere zaken te doen, waardoor ik in 2015 overstapte naar Van Iersel Luchtman Advocaten. Zij staan hier in het zuiden heel goed aangeschreven op het gebied van faillissementsrecht. Niet lang daarna kwam er een plek vrij op de lijst met curatoren, die ik mocht invullen. Geweldig, mijn droom kwam uit.
Ongeveer twee jaar geleden bracht ik bij het bestuur voor het eerst mijn partnerambities ter sprake. Eerder was ik daar niet mee bezig geweest, mijn belangrijkste missie was het curatorschap. Maar nu ik een paar jaar bezig was en mijn praktijk groeide, ging ik nadenken over mijn toekomst bij kantoor. De rest van mijn leven in loondienst blijven was ik zeker niet van plan, maar ik was ook nog lang niet uitgekeken bij Van Iersel Luchtman. Na diverse gesprekken ben ik per 1 juli 2020 benoemd tot salary partner, om hopelijk binnen enkele jaren equity partner te worden. Daar wordt inmiddels hard aan gewerkt, want ik ben ontzettend blij met deze kans.
Reilen en zeilen
Ik merk dat het iets makkelijker is om jezelf als specialist te verkopen als je een partnertitel hebt: in presentaties aan cliënten voel ik me minder de underdog. Verder is er niet veel veranderd: hard werken deed ik altijd al, ik principe ben ik dag en nacht bereikbaar. Maar de avonden dat ik tot twaalf uur door moet halen, zijn schaars. Fijn, want het afgelopen jaar was privé nogal hectisch: we zaten in een enorme verbouwing.
Tijdens de wekelijkse MT-vergadering krijg ik veel mee over het reilen en zeilen van kantoor. De advocatuur staat onder druk, de concurrentie komt uit verschillende en onverwachte hoeken. Dat geldt ook voor mijn eigen praktijk. Vroeger spijkerde je een bord tegen de muur en de zaken vlogen binnen. Nu moet je jezelf echt verkopen of het hebben van je jarenlange reputatie – best lastig als je 37 bent. Ik vind het leuk om na te denken over hoe de advocatuur met de tijd mee kan gaan en welke rol ik daarin zelf kan spelen.
Dat ‘buitenspelen’ is wel een beetje uit de hand gelopen. Dat ik nu curator en partner ben, had ik in mijn tijd bij de rechtbank nooit kunnen denken. Wat de toekomst verder brengt, zullen we wel zien: zolang ik mezelf blijf ontwikkelen, is het goed. Daar heb ik natuurlijk ook zelf de hand in. Wie weet ga ik ooit nog eens voor een bestuursfunctie.”
Dit artikel is afkomstig uit het jongste nummer van Advocatie Magazine. Klik op de cover om het nieuwste magazine – met o.a. De Stand van de Advocatuur en het Notariaat – te lezen of kijk op de magazine-pagina voor abonnementen.