De roep om genderinclusieve taal wordt steeds luider, maar het juridisch jargon blijft achter, zo concluderen Boudewijn Smit en David den Blaauwen van FORWARD. Zij bieden advocatenkantoren trainingen aan over taalgebruik waarbij iedere doelgroep zich gezien voelt. “De eerste stap is bewustwording.”
Smit: “Eén van mijn pro bono-cliënten identificeert zich als non-binair, maar werkt vanuit een eenmanszaak. Zo’n term wringt. Een eenmanszaak is een omlijnd begrip in ons juridisch stelsel, dat ik niet eenvoudigweg aan de kant kan schuiven. Ik kan – voorlopig – geen ander woord kiezen, maar ik kan het wel benoemen: ‘Ik gebruik dit woord omdat het een juridische term is, maar ik begrijp dat het raar is en niet goed bij jou past.’ Door de situatie te erkennen en aan mijn cliënt te laten zien dat ik mijn best doe om er goed mee om te gaan, haal ik in ieder geval de angel eruit.”
Smit en Den Blaauwen zijn beiden advocaat bij NautaDutilh. Smit maakt deel uit van het finance-team op het Londense kantoor, Den Blaauwen werkt op de arbitragepraktijk in Amsterdam. Beiden zijn actief betrokken bij FORWARD, de stichting die zich inzet voor het bevorderen van acceptatie, erkenning en zichtbaarheid van LHBT’s binnen de Nederlandse juridische beroepsgroep. Namens FORWARD bieden Smit en Den Blaauwen trainingen op het gebied van genderinclusief taalgebruik aan advocatenkantoren.
“We merken dat het thema diversiteit en inclusiviteit steeds meer resoneert in de advocatuur: mensen zijn bereid om zich erin te verdiepen,” vertelt Smit. “Dat is heel mooi, want de eerste stap naar verandering is bewustwording. Maar we merken ook dat we er nog lang niet zijn. In de wet en in juridische documenten is genderspecifiek – of eigenlijk masculien – taalgebruik nog altijd de standaard. Zeker in de procespraktijk is ‘geachte confrère’ nog lang niet uitgebannen en we spreken nog steeds enkel van ‘raadsheren’. Voor veel mensen geldt dat iets geen probleem is, als het voor hén geen probleem is. Maar wat voor jou geen issue is, kan een ander diep kwetsen. Daarvan willen we mensen bewust maken. Het is niet onze bedoeling om te zeggen dat het allemaal fout is, maar we willen wel laten zien dat het anders kán.”
Geen opgeheven vingertje
Daarbij zullen ze mensen nooit met een opgeheven vingertje toespreken, benadrukt Den Blaauwen. “Daarmee bereiken we ook niets. Met een belerende preek slaan we de plank mis; mensen verzuchten toch al vaak dat ze ‘ook níks meer mogen zeggen’. We beginnen de training met een introductie van de verschillende vormen van LHBT-diversiteit. En aan de hand van The Genderbread Person bespreken we de verhouding tussen genderidentiteit, genderexpressie, biologische sekse en seksuele oriëntatie. Met een open discussie en concrete voorbeelden proberen we de deelnemers te laten nadenken over bepaalde situaties. We laten zien waar je in je taalgebruik allemaal rekening mee zou kunnen houden. En dan is het aan de mensen zelf om te bepalen welke stappen ze willen zetten.”
Een van de voorbeelden die in de training worden aangehaald, zijn de bijlagen bij overeenkomsten die Smit op zijn bureau krijgt. “Die beginnen altijd met ‘Dear Sirs’. In mijn markup verander ik dat altijd in ‘Dear Addressees’, waar mogelijk met een korte toelichting. Vaak blijft dat dan staan, maar soms is het in de volgende versie weer terugveranderd in ‘Sirs’. Dan mail ik de diversity coördinator van het desbetreffende kantoor of ze de kwestie eens intern willen bespreken. Dat werkt vaak wel, want anders dan ‘we hebben het altijd zo gedaan’, is ‘Dear Sirs’ eigenlijk niet te beargumenteren.”
Een ander voorbeeld: het mailen naar het algemene mailadres van de rechtbank. Den Blaauwen: “Meestal beginnen mensen zo’n mail met ‘Geachte heer / mevrouw’, maar daarmee sluit je non-binaire personen uit. ‘LS’ is inclusiever, maar wel heel archaïsch. Je kunt ook kiezen voor ‘Geachte lezer’, dan ben je er al.”
Nog een situatie: het voorstelrondje bij een nieuw project of het praatje bij de borrel. Den Blaauwen: “Wie met specifieke pronouns (voornaamwoorden) aangesproken wil worden, moet vaak een flinke drempel over om dit aan nieuwe contacten kenbaar te maken. Als je in het voorstelrondje iederéén de eigen voornaamwoorden laat zeggen, laat je zien dat je er voor openstaat en verlaag je die drempel. Met datzelfde doel kun je je pronouns ook in je email-handtekening, op je LinkedIn-profiel of op je visitekaartje zetten. Als kantoor kun je dat actief stimuleren.”
Toolbox
Ook op andere afdelingen van een advocatenkantoor is genderinclusief formuleren relevant, zegt Den Blaauwen. “Op sollicitatieformulieren of uitnodigingen voor een event wordt vaak gevraagd naar het geslacht. Maar het geslacht an sich doet er natuurlijk niet toe: kantoren willen weten hoe ze de persoon moeten aanschrijven. Vraag dát dan: ‘Hoe wilt u worden aangeschreven?’”
Datzelfde geldt voor vragen of iemand een vriendin heeft, zegt Smit. “Vraag niet automatisch aan een man: ‘Heb je een vriendin?’, maar ‘Heb je een partner?’ – dát wil je immers weten. Die vraagstelling is niet alleen inclusief, maar kan je ook juridisch een hoop ellende besparen. Ik geef altijd het praktijkvoorbeeld van artikel 1:88 BW, waarin staat dat voor bepaalde rechtshandelingen toestemming van de echtgenoot nodig is. Een advocaat vroeg daarom aan zijn mannelijke cliënt of hij een vrouw had. Als deze cliënt getrouwd was geweest met een man, had hij de vraag feitelijk met nee kunnen beantwoorden. Dan had de advocaat de benodigde toestemming niet geregeld en was er juridisch een groot probleem ontstaan. Mochten trainingsdeelnemers eerder nog niet overtuigd zijn geweest van het belang van genderinclusief taalgebruik, slaan ze op dit argument grappig genoeg vaak wel aan.”
De voorbeelden die Smit en Den Blaauwen bespreken, leiden regelmatig tot een aha-erlebnis in de zaal. Smit: “Mensen denken vaak dat genderinclusief formuleren een heel geforceerd gedoe is, of dat een tekst er gekunsteld uit komt te zien. Maar de meeste juristen houden van taal: zie genderinclusief formuleren als onderdeel van je tekstuele toolbox. Wanneer wij in onze training laten zien dat je het vaak al met een simpele aanpassing beter kunt doen, zien we de aanvankelijke weerstand soms ter plekke verdwijnen. Geweldig, daar doen we het voor.”
De wil om mensen te includeren
En als je dan per ongeluk toch de verkeerde terminologie gebruikt? Smit: “Dan herstel je jezelf, zeg je sorry en ga je weer door. Maak er geen enorme toestand van, dat is voor de ander juist ongemakkelijk. Wees niet bang: fouten maken is niet erg, dat doen wij ook nog steeds. Het gaat om de intentie: als je laat zien dat je de wil hebt om mensen te includeren, word je echt niet zomaar gecancelled.”
Smit en Den Blaauwen hebben de training inmiddels gegeven aan meerdere Zuidas-kantoren (waaronder NautaDutilh en Houthoff) en ook aan een aantal cliënten en Nederlandse musea. Den Blaauwen: “We zijn nu bezig met het vormgeven van de FORWARD Academy, waarin we collegereeksen opzetten rond verschillende thema’s, waaronder genderinclusief taalgebruik. Die colleges willen we aanbieden aan zowel grote als kleine kantoren die zijn aangesloten bij FORWARD. Uiteindelijk hopen we met onze trainingen zoveel mogelijk mensen te bereiken. Het moet vooral geen woke Amsterdamse discussie worden, het thema diversiteit en inclusiviteit is relevant voor de gehele beroepsgroep. En eigenlijk voor iedereen: uiteindelijk willen we allemaal gezien worden.”
Interesse in de training Genderinclusief Taalgebruik van FORWARD? Neem contact op met david.denblaauwen@stichtingforward.nl.