In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. Nadir Khalil had een gewaagd doel met zijn pleitdebuut: het onbevoegd laten verklaren van de rechtbank.
Nadir Khalil
Advocaat Arbitration & Litigation bij Allen & Overy
Beëdigingsdatum: 10 februari 2016
De zaak
“Eén dag na mijn beëdiging kreeg ik van een partner van mijn sectie mijn eerste, eigen zaak. Deze partner stond – na decennia bij kantoor – op het punt om uit de maatschap te treden en droeg dit kleine dossier, een verzekeringskwestie, aan mij over.
Het ging om een sportvliegtuigje dat door een harde landing flink was beschadigd en moest worden hersteld. Een internationale kwestie: de eigenaar van het vliegtuigje kwam uit Slovenië, hij was gecrashed in Oostenrijk, de twee (her)verzekeraars zaten in Duitsland en Slovenië en de reparatie had plaatsgevonden in Nederland. De eigenaar was echter ontevreden over de restwaarde na de reparatie en weigerde de reparatiekosten te betalen. Daarom had de reparateur de eigenaar in Nederland gedagvaard, die op zijn beurt de verzekeraars in vrijwaring opriep. Ik trad op voor de twee verzekeraars, die volgens de eigenaar zouden moeten opdraaien voor de kosten. Er waren meerdere schikkingspogingen gedaan, maar die had de eigenaar allemaal van de hand gewezen.
Inmiddels zagen zowel de partner als de verzekeraars nog maar weinig heil in de zaak, die zo langzamerhand een hoofdpijndossier dreigde te worden. En juist dat triggerde mij: nu ik de verantwoordelijkheid had gekregen om dit dossier zelfstandig te behandelen, besloot ik me er ook volledig op te storten. Er móest toch een manier zijn om de zaak vlot te trekken.”
Onbevoegd
“De eerste weken dompelde ik me onder in de wereld van de sportvliegerij en leerde alles over speciale technieken om een sportvliegtuig te repareren – in dit geval met lijm. Maar de kans om mijn opgedane vakkennis in de rechtbank tentoon te spreiden, kreeg ik uiteindelijk nooit. Want ondertussen was ik ook gaan graven in de Europese regels over rechterlijke bevoegdheid in internationale procedures.
Uiteindelijk vond ik, diep weggestopt in de EEX-verordening, een bepaling waaruit volgt dat je in verzekeringszaken niet zomaar iemand in vrijwaring kunt oproepen. Dat kan alleen in het land van de verzekerde of de verzekeraars. Dat betekende dat ik de zaak helemaal niet inhoudelijk hoefde te bepleiten, maar dat ik een bevoegdheidsincident ging opwerpen om te zorgen dat de Nederlandse rechtbank zich onbevoegd zou verklaren. Dan zou de eigenaar in zijn thuisland verder moeten procederen. Mijn hart ging direct sneller kloppen van deze wending. Geweldig om te ontdekken hoe je met juridisch speurwerk de zaak op het juiste spoor kunt zetten.
Een paar maanden later was het tijd voor de zitting. Zo’n vijftig jaar aan internationale jurisprudentie had ik binnenstebuiten gekeerd en op basis daarvan een – achteraf bezien – ellenlange pleitnota voorbereid. Ik ging dan ook uit van een stevige juridische discussie.”
Het pleidooi
“Op de dag van de zitting zat ik al om vijf uur ‘s ochtends in de kantoorauto naar de rechtbank in Assen. Ik was tot één uur ‘s nacht bezig geweest met mijn pleitnota, maar moe was ik niet: de adrenaline gierde door mijn lijf.
Voor mijn gevoel ging mijn pleidooi goed, er werd in ieder geval aandachtig geluisterd. De rechter complimenteerde me met mijn uitspraak van Franse, Duitse en Finse namen in de uitspraken die ik aanhaalde – daar had ik dan ook flink op geoefend. Ik denk dat hij wel doorhad dat ik behoorlijk nerveus was tijdens mijn eerste zitting. Hij was bijna vaderlijk geduldig, terwijl mijn pleidooi zeker een half uur duurde.
Een stevige discussie bleef echter uit. Tot mijn grote verbazing was de advocaat van de tegenpartij in vijf minuten klaar – hij had niet eens een pleitnota. Dat voelde als een anticlimax: ik had me ingesteld op vuurwerk. Wellicht wilde hij een hard juridisch debat vermijden, omdat hij al voelde welke kant het op zou gaan. Dat bleek ook toen hij na de zitting vroeg of er wellicht toch nog over een schikking viel te praten. Deze toenadering had ik niet verwacht, dus ook niet besproken met mijn cliënt. Ik zette mijn overtuigendste pokerface op en zei dapper: “Laten we eerst maar eens de uitspraak over de bevoegdheid afwachten.” Gelukkig was mijn cliënt het daar achteraf ook mee eens.
Het bleek een goede beslissing, want een paar weken later verklaarde de rechtbank zich in deze zaak inderdaad onbevoegd. Een prachtige overwinning, ik was enorm blij. Toen het vonnis kwam, had de partner kantoor al verlaten, maar ik heb het hem met enige trots toch nog toegestuurd.”
De evaluatie
“Wat er daarna met het vliegtuigje is gebeurd, weet ik niet. Ik heb de reparateur het telefoonnummer gegeven van de Sloveense advocaat van de verzekeraars en daarmee was voor ons de kous af. Maar met de zaak was wel het zaadje geplant van mijn liefde voor de internationale litigation- en arbitragepraktijk. Bovendien was het een goede oefening geweest in het – op afstand – werken met partijen over de hele wereld. De arbitragegeschillen die ik tegenwoordig behandel zijn een stuk groter, maar het principe is hetzelfde. Nog steeds bijt ik me graag vast in obscure, internationale bevoegdheidsvragen. Als je blijft graven, vind je altijd wel iets.”