In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat zij zich vaak nog levendig kunnen herinneren. Bij de eerste zaak van Melitza Willems stonden er meteen mensenlevens op het spel.
Melitza Willems
Advocaat Commercial & Litigation bij VanEps Kunneman VanDoorne op Curaçao
Beëdigingsdatum: 7 mei 2019
De zaak
“Ik was net begonnen op de litigation-praktijk, toen een partner mij vroeg om aan te sluiten bij een meeting. Het ging om een gesprek met een aantal bemanningsleden van een schip dat vast lag in de wateren van Curaçao. De negen bemanningsleden uit Venezuela hadden al ruim acht maanden geen salaris ontvangen, omdat de rederij financiële problemen had. Omdat de papieren van de rederij niet in orde waren, mocht het schip ook niet meer uitvaren. Geld om terug naar huis te vliegen had de bemanning niet en door de coronapandemie mochten ze het schip ook niet verlaten. Tot een paar maanden geleden kregen de mannen eten en drinken aangeleverd, maar sinds de rederij ook daar de geldkraan had dichtgedraaid, zaten ze zonder voedsel. Om niet uit te hongeren, vroegen ze omliggende schepen om eten. Een ontzettend schrijnende situatie.
De kapitein had uiteindelijk een hulporganisatie ingeschakeld, die de afspraak met ons kantoor had geregeld. Daarvoor mochten een paar bemanningsleden bij uitzondering even van het schip af. Hun vraag was duidelijk: kunnen jullie ons helpen om onze salarissen te krijgen, zodat we terug naar huis kunnen? Tot mijn verrassing vroeg de partner of ik de zaak op me wilde nemen. Ik schrok wel even, de belangen waren zo groot! Dit ging om echte mensenlevens. Maar ik dacht ook meteen: ik ga er alles aan doen om deze mensen te helpen. Er was voor mij geen andere optie dan slagen.
Juridisch gezien was het een complexe zaak, omdat de meeste arbeidswetgeving niet van toepassing is op bemanningsleden. Bovendien zat de rederij in Panama, maar voeren ze onder de vlag van Togo. Met vragen kon ik wel terecht bij de partner, maar het grootste gedeelte heb ik zelf uitgezocht. Van de negen mannen vertegenwoordigden we er zes, de andere drie zagen daar zelf om verschillende redenen vanaf.
Omdat de rederij weigerde te betalen, heb ik beslag laten leggen op het schip. Ook spande ik een kort geding aan, waarin we niet alleen uitbetaling van de salarissen eisten, maar ook salarisverhoging tot het minimumloon van Curaçao. Daarnaast eisten we maaltijdvergoedingen, vergoeding van immateriële schade, repatriëringskosten en wettelijke rente. Een hele opsomming, maar niet meer dan terecht, vond ik: de rederij was als werkgever buitengewoon tekort geschoten. Als de rederij niet zou betalen, zouden we het schip verkopen, om de bemanning alsnog te vergoeden.”
Het pleidooi
“Tot mijn verbijstering – en irritatie – stelde de advocaat van de wederpartij de dag vóór de zitting plotseling dat ik helemaal niet gemachtigd was om alle bemanningsleden te vertegenwoordigen. Als producties dienden ze appjes en verklaringen in waaruit dat zou moeten blijken. Ik schrok, dat had ik niet zien aankomen. Bovendien was het onterecht, de mannen waren juist heel blij met onze juridische hulp. Alleen moesten we de rechter daar dus nu ook van overtuigen.
Hoewel ik de zaak heel grondig had voorbereid, was ik ontzettend nerveus voor het kort geding. Meerdere keren had ik mijn pleidooi thuis hardop geoefend. Toch kon ik in de nacht voor de zitting de slaap maar moeilijk vatten. Gelukkig was de partner er in de rechtbank ook bij, net als een aantal bemanningsleden. Toen de zitting eenmaal begon, maakten de zenuwen plaats voor strijdlust: dit móest gewoon goed gaan. Gelukkig kon de rechter uit de appjes niet opmaken dat de bemanning niet door ons bijgestaan wilde worden. Hij stelde ter zitting vast dat we inderdaad zes van de negen bemanningsleden mochten vertegenwoordigen, waarop ik dus kon aanblijven. De vijandige toon was echter gezet.
En die toon was al niet zo vriendelijk, want twee dagen voor de zitting had de wederpartij ook al een cautieverzoek ingediend: de garantie dat de bemanningsleden zouden opdraaien voor de proceskosten als zij de zaak zouden verliezen. Belachelijk natuurlijk: de zaak ging er juist om dat de mannen helemaal geen geld hadden. Ik ging er dus vanuit dat het verzoek door de rechter niet zou worden ingewilligd. Tot mijn verbazing wilde de rechter tijdens de zitting toch weten wie zich garant zou stellen. Weer kreeg ik het benauwd: die beslissing kon ik zelf echt niet nemen. Vragend keek ik naar de partner die naast mij zat. Tot mijn opluchting zei hij resoluut: “Ons kantoor staat in voor eventuele kosten.” Een pak van mijn hart, nu kon ik eindelijk mijn pleidooi houden. Gelukkig ging dat prima. Al moest ik me wel inhouden, de hele opstelling van de wederpartij vond ik ongelooflijk irritant.”
De evaluatie
“De blijdschap was dan ook extra groot toen de rechter een paar weken later de bemanningsleden in het gelijk stelde. Op de salarisverhoging en immateriële schade na, wees de rechter alle vorderingen toe. Maar helaas konden de mannen nog steeds geen vliegticket boeken: de rederij weigerde ook nu te betalen. Daarom hebben we het schip alsnog verkocht, daar gingen weer een paar maanden overheen. Met de opbrengst hebben we de bemanningsleden uitbetaald en konden ze eindelijk terug naar huis. Per persoon kregen ze uiteindelijk meer geld dan door de rechter in het kort geding was toegewezen, dus ze waren dubbel blij.
Met een aantal mannen heb ik nog steeds contact via WhatsApp. Ik vind het fijn om te weten dat het goed met ze gaat. Mijn eerste zaak was zeker niet gemakkelijk, maar ik ben er trots op dat ik alles heb gegeven om deze mensen te helpen.”