In Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat zij zich vaak nog levendig herinneren. Marly Buwalda had verwacht dat ze tijdens haar rechtbankdebuut de wind van voren zou krijgen, maar niets bleek minder waar.
Marly Buwalda
Procesrechtadvocaat bij VanEps op Bonaire
Beëdigingsdatum: 27 oktober 2020
De zaak
“‘Hier heb je een compleet kansloze zaak. Goede oefening. Succes!’ Met ongeveer die woorden kreeg ik van een partner het dossier in handen. Een arbeidsrechtzaak, waarin onze cliënt – een Amerikaans bedrijf – een medewerker op staande voet had ontslagen. Niet vanwege een greep uit de kassa of een andere zwaarwegende overtreding, maar omdat er door Covid-19 geen werk meer voor haar was.
Het ging om een assistent-manager met een voor Caribische begrippen vrij goed salaris. Ze werkte al bijna twintig jaar bij dit bedrijf. Mijn cliënt had er geen kwaad in gezien om haar per direct te ontslaan, maar realiseerde zich niet dat op Bonaire niet het Amerikaanse, maar het meer op het Nederlands lijkende lokale ontslagrecht geldt.
Ik begreep meteen dat we tegenover de rechter weinig kans hadden: die maakt doorgaans onmiddellijk gehakt van dit soort ‘Amerikaanse toestanden’. Lastig, maar ergens ook wel rustgevend dat de partner ervan uitging dat deze zaak kansloos was. Dan lag het in ieder geval niet aan mij.”
De portemonnee trekken
“Toch zagen we na bestudering van de zaak nog wel wat aanknopingspunten. Juist omdat de cliënt zo onsympathiek overkwam, leek het ons goed om ons zo fideel mogelijk op te stellen. Gelukkig begreep de cliënt ook dat hun aanpak in de Bonairiaanse jurisdictie niet geaccepteerd zou worden. De vrouw terug in dienst nemen ging financieel écht niet, maar ze waren wel bereid om de portemonnee te trekken voor een vergoeding. De vrouw gaf aan dat ze daarvoor open stond. Maar al onze – steeds oplopende – aanbiedingen werden door de vrouw afgewezen.
Na een tijdje deed ze zelf een voorstel tot een nog hogere vergoeding. Onze cliënt vond het in eerste instantie veel te veel geld, maar we wisten dat het gezien de situatie niet onredelijk was. Bovendien zouden we zo de zaak kunnen afronden en onszelf de kostbare gang naar de rechter besparen. Die zou haar vermoedelijk alsnog de vergoeding toekennen – en ons niet al te vriendelijk toespreken over deze ontslagprocedure.
Uiteindelijk wisten we de cliënt te overtuigen toch akkoord te gaan met het voorstel van de vrouw. Maar tot onze grote verbazing weigerde de vrouw nu haar eigen voorstel: ze wilde eigenlijk toch liever haar baan terug. We waren terug bij af. Omdat we er onderling niet uitkwamen, liep het toch uit op een zitting.”
Het pleidooi
“Ik schreef een pleitnota waarin ik benadrukte hoe schappelijk mijn cliënt zich na hun misstap had opgesteld en hoe onredelijk de vrouw zich nu gedroeg. Toch had ik er een hard hoofd in dat de rechter zou meegaan in mijn verhaal. Het BES-recht (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, red.) was immers behoorlijk duidelijk op dit gebied.
Daarom bereidde ik me erop voor dat ik in het gerecht de wind van voren zou krijgen. Best spannend, want hoe moest ik daar op reageren? Gelukkig ging de partner mee. Ik zou het pleidooi doen en hij de repliek. Als de sfeer inderdaad grimmig zou worden, stond ik er in ieder geval niet alleen voor.
Tijdens mijn pleidooi stak ik volgens plan eerst de hand in eigen boezem: dit ontslag verdiende zeker niet de schoonheidsprijs, maar mijn cliënt wilde er alles aan doen om de vrouw tegemoet te komen. Om de rechter te laten zien hoe schappelijk we wel niet waren geweest, had ik graag concrete bedragen genoemd. Maar volgens de gedragsregels mocht ik de schikkingsonderhandelingen zonder toestemming van de andere advocaat niet inbrengen in de procedure. Daar baalde ik van, maar blijkbaar had ik zo vaak gezegd dat ons aanbod echt ‘héél redelijk’ was, dat de rechter op een gegeven moment zei: ‘Nu wil ik het weten ook: om hoeveel geld gaat het?’”
Korte metten
“Toen hij het bedrag hoorde, trok hij zijn wenkbrauwen op, richtte zich tot de vrouw en zei tot mijn grote verrassing: ‘Mevrouw, ik ga u absoluut niet méér geven.’ Hij vroeg de griffie zelfs om die uitspraak expliciet te noteren. De vrouw sputterde tegen dat het bedrag niet genoeg was om haar hypotheek af te betalen. Ook daar maakte de rechter korte metten mee. ‘Uw ontslagvergoeding hangt uiteraard niet af van de hoogte van uw hypotheek.’
Plotseling waren de rollen omgedraaid: nu waren wij ineens de sympathieke partij en kreeg de vrouw een veeg uit de pan. Deze plottwist had ik totaal niet zien aankomen, maar ik dacht wel meteen: yes, dit gaat goed! We besloten ons nieuwe positieve imago nog iets verder op te poetsen en stelden voor om als final offer nog duizend dollar boven op het laatste aanbod te doen.
Dat vond de rechter een géweldig genereus gebaar, maar het hielp niet: ook met onze laatste handreiking ging de vrouw niet akkoord. ‘Ik kan haar helaas niet dwingen’, zei zelfs haar eigen advocaat, die er net als wij niets van begreep. Nu was het aan de rechter om de zaak te beslissen.”
Dubbele switch
“Na de zitting liep ik verbaasd, maar vol adrenaline het gerecht uit. Hoe de rechter over deze kwestie dacht, was inmiddels wel duidelijk. Een geweldig gevoel, want een uur daarvoor had ik nooit kunnen vermoeden dat de zitting zo zou eindigen.
Twee weken later bleek ons optimisme terecht, we hadden de zaak inderdaad gewonnen. Sterker nog: de rechter oordeelde dat er sprake was van een ‘dubbele switch’. Als werknemer mag je maar één keer veranderen van eis: je baan terug of een ontslagvergoeding. De rechter wees daarom de eis van wedertewerkstelling af. En omdat de advocaat van de vrouw – waarschijnlijk per ongeluk – subsidiair geen ontslagvergoeding had geëist, kende de rechter ook geen ontslagvergoeding toe.
Een totaal onverwachte overwinning waar de cliënt enorm blij mee was. Ik vanzelfsprekend ook, maar heel chique voelde het niet. We hadden dit éigenlijk niet moeten winnen; er had natuurlijk wel een bedrag toegekend moet worden. Om het – redelijkerwijs te verwachten – hoger beroep te voorkomen, hebben we daarom alsnog geschikt met de vrouw. Evengoed voor een flink bedrag, maar lang niet zo flink als mijn final offer tijdens de zitting. Toch een mooie winst dus.”
De evaluatie
“De werkgever is een bestaande cliënt, ik doe nog regelmatig zaken voor ze. Maar ze hebben sindsdien nooit meer iemand op staande voet ontslagen, haha. Wat dat betreft is de boodschap – ondanks de goede afloop – goed aangekomen. Ik gebruik de zaak nog wel eens als voorbeeld bij andere cliënten: let op dat we hier met lokaal ontslagrecht te maken hebben!
Voor zowel de cliënt als de vrouw was dit een vervelend conflict, maar voor mijn debuut was het stiekem wel een heel mooie zaak. Onderhandelen, pleiten, voor je cliënt het beste resultaat behalen: dat vind ik het allerleukste. De meeste procesrechtadvocaten zijn toch advocaat geworden voor deze momenten – ik in ieder geval wel!”