In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. In deze editie het pleitdebuut van jeugdrechtadvocaat Marije Jeltes, die recent haar praktijk neerlegde vanwege de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand. Aan de eerste keer dat zij haar toga droeg, heeft ze letterlijk warme herinneringen.
Marije Jeltes
Voorheen (jeugd)strafrechtadvocaat bij JSTW Advocaten, momenteel docent detentierecht aan de VU, criminoloog en rechter-plaatsvervanger
Beëdigingsdatum: 23 augustus 2005
Door Ronne Theunis
De zaak
“Ik begon meteen goed: mijn eerste zaak was er één met een meervoudige kamer. Mijn patroon was Henk Brink, hij had zich als partner net afgesplitst van Spong Advocaten. Deze zaak had hij uit piket en als zijn enige stagiaire kreeg ik het dossier toebedeeld. Het ging om een groep mannen die verdacht werd van een reeks nachtelijke inbraken in bedrijfsgebouwen. Het was een omvangrijke zaak, ze waren actief in heel Nederland en er stonden wel acht zaken op de dagvaarding. We waren in totaal met vijf advocaten, allemaal van andere kantoren. Behoorlijk indrukwekkend vond ik het allemaal.
Er was meteen één, nogal vervelend punt: omdat destijds nog geen verplichte verhoorbijstand gold, was mijn cliënt al verhoord buiten mijn aanwezigheid. Hij had alles bekend en meteen ook wat medeverdachten met naam en toenaam genoemd. Wie meestal de auto bestuurde, wie wat deed tijdens de inbraken: mijn cliënt had alles op tafel gelegd.
Dat werd me – logischerwijs – nogal kwalijk genomen door mijn collega-advocaten. Ze keken me meewarig aan, zo van: ‘Jij bent zeker zo’n idealist die haar verdachten laat praten. Jij had eigenlijk bij het OM moeten gaan werken, meisje.’ Dat vond ik heel irritant, ik kon er immers niets aan doen dat mijn cliënt was leeggelopen. Mijn cliënt maakte zich ondertussen totaal niet druk om eventuele represailles van zijn maten: hij wilde schoon schip maken en zijn criminele verleden voorgoed achter zich laten. Hij had een vrouw en een kind en hij wilde nergens meer over liegen. Daar had ik het mee te doen.
Hoewel zijn loslippigheid niet echt bijdroeg aan mijn professionele imago, kon ik zijn eerlijkheid natuurlijk wel goed gebruiken in mijn pleidooi. Rechters zijn immers dol op bekennende verdachten. Mijn cliënt had de zaak enorm geholpen en keurig meegewerkt met de reclassering. Hij zou een gevangenisstraf moeten krijgen voor de duur van de voorlopige hechtenis en onmiddellijk in vrijheid moeten worden gesteld, zo ging ik bepleiten.”
Het pleidooi
“Mijn patroon had meegekeken met mijn pleitnota, maar ik had vrijwel alles verder zelf gedaan. Ik had mijn cliënt regelmatig bezocht in de PI en vertrouwde op mijn eigen dossierkennis. Mijn cliënt had ik geadviseerd om zich op zitting enkel te beroepen op de verklaring die hij eerder had afgelegd: zijn medeverdachten zaten immers straks ook in de zaal en zij ontkenden stelselmatig alle beschuldigingen.
Brink ging niet mee naar de rechtbank omdat hij zelf een zitting had, dus ik stond er alleen voor. Met drie rechters die ik nog nooit had gezien, en vier ervaren advocaten die overduidelijk verwachtten dat ik het voor hen zou gaan verpesten. Mijn cliënt sloeg mijn adviezen totaal in de wind en deed in de rechtbank nog eens zijn hele verhaal uit de doeken, tot ongenoegen van mijn collega’s uiteraard. Het was een enorme zaal en de hele setting vloog me ineens nogal aan.”
Oververhit
Ik geloof dat het pleiten zelf best goed ging, maar ik kreeg het letterlijk bloedheet onder mijn toga. Dat was ook fysiek zichtbaar, zullen we maar zeggen. Ik kreeg een knalrood hoofd, begon sneller te praten en kwam blijkbaar dusdanig oververhit over, dat één van de andere advocaten achteraf vroeg: ‘Gaat het wel?’
Ik wilde me natuurlijk niet laten kennen, dus ik heb geprobeerd om er het beste van te maken. En niet zonder succes: hij kreeg inderdaad zijn voorlopige hechtenis als straf opgelegd en werd weliswaar niet onmiddellijk, maar twee weken later in vrijheid gesteld. De andere verdachten werden allemaal tot langere straffen veroordeeld.”
Evaluatie
“Natuurlijk was ik heel blij met de uitspraak. Toen ik na afloop verslag deed aan mijn patroon, heb ik de persoonlijke details maar even achterwege gelaten en gezegd dat ik het ‘een beetje’ spannend vond, haha.
De andere advocaten heb ik na afloop niet meer gesproken, na de pleidooien ging iedereen zijn eigen weg. Ik ben een aantal van hen later nog wel eens tegengekomen in de rechtbank, dus ze hebben gelukkig wel kunnen zien dat ik inmiddels een stuk steviger in mijn schoenen sta. Toch zou ik het pleidooi zelf tegenwoordig min of meer hetzelfde hebben aangepakt, iets korter en bondiger wellicht. Ik had destijds gewoon ook wel echt een goed verhaal, alleen de zenuwen speelden me behoorlijk parten.
Mijn cliënt heb ik nooit meer teruggezien, en dat is in mijn vak eerder uitzondering dan regel. Laten we hopen dat hij na deze ‘bijzondere’ zaak inderdaad zijn verleden achter zich heeft kunnen laten.”