In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. Voor de één was dat vorige maand, voor de ander decennia geleden, maar de meeste advocaten kunnen zich hun pleitdebuut nog levendig herinneren. Leendert van den Berg bleek tijdens zijn eerste kort geding op het verkeerde paard te hebben gewed.
Leendert van den Berg
Partner Bouw- en Vastgoedrecht bij Severijn Hulshof Advocaten in Den Haag
Beëdigingsdatum: 6 oktober 1995
De zaak
“Mijn eerste eigen zaak was een huurrechtelijk geschil, waarin ons kantoor een grote vastgoedbelegger bijstond. Ik werkte al een tijdje als advocaat-stagiair toen ik van een kantoorgenoot een dossier in handen kreeg. ‘Een kort geding, succes!’, zei ze. Even schrok ik, ik had nog nooit een kort geding in mijn eentje gedaan. Achteraf realiseer ik me dat het feit dat ik deze zaak alleen mocht doen, waarschijnlijk betekende dat de zaak vrij eenvoudig was, of de belangen niet al te groot. Maar zo voelde het op dat moment uiteraard niet. Ik was vastbesloten om de zaak tot een goed einde te brengen en stortte me op het dossier.”
Te laat
“Al gauw kwam ik erachter dat we niet echt een sterke zaak hadden. Het zou nog een kluif worden om de rechter te overtuigen. Toen we twee dagen voor de zitting per fax nog een aantal aanvullende stukken ontvingen, zakte de moed me in de schoenen. Deze feiten zouden ons verhaal in de rechtbank nog moeilijker maken. Tot ik me bedacht dat deze nieuwe stukken wel erg laat waren ingebracht. Té laat, als je het mij vroeg. Het was evident dat ze om die reden buiten beschouwing gelaten moesten worden.
Om mijn standpunt kracht bij te zetten, dook ik de literatuur in. Een groot deel van mijn pleitnota wijdde ik aan de logistieke faux-pas van de wederpartij en hoe deze in strijd was met de goede procesorde. Ik stelde mijn cliënt gerust: ‘We hoeven ons geen zorgen te maken over de inhoud van deze documenten’. Op basis van mijn juridische uiteenzetting zou de rechter de nagekomen stukken namelijk zeker niet toelaten, daarvan was ik stellig overtuigd.”
Het pleidooi
“Die overtuiging was onterecht, ontdekte ik direct na aanvang van de zitting. Mijn kantoorgenoot was op kantoor gebleven, ik was alleen met mijn klant. Nog voordat de rechter mijn pleitnota had ingezien, keek hij de zaal rond en zei tot mijn grote verbazing: ‘Heeft iedereen de stukken ontvangen? Mooi, dan kunnen we beginnen.’ Met bonzend hart sputterde ik tegen dat ik over die stukken eigenlijk nog een punt wilde maken. ‘Wat bedoelt u?’, zei de rechter. Ik antwoordde dat ik ze veel te laat had ontvangen en pakte demonstratief mijn pleitnota erbij om de jurisprudentie aan te halen. Maar de rechter onderbrak me. ‘Dat lijkt me niet nodig. Ik begrijp dat u geen tijd heeft gehad om de stukken te lezen. Heeft u aan vijf minuten schorsen genoeg? Het is immers een kort geding.’
Hardhandige les
“Daar stond ik met mijn mond vol tanden. Er zat niets anders op dan het voorstel van de rechter te accepteren. Nadat ik vijf minuten geforceerd door de stukken had gebladerd, zei de rechter dat ik nu vast een idee had van de inhoud. ‘Dan horen we nu graag uw mening.’ Omdat ik de stukken natuurlijk wel degelijk eerder had gelezen, had ik in het tweede deel van mijn pleitnota gelukkig wel iets opgenomen over de inhoud. Maar zoals gevreesd hielden die argumenten in de rechtbank geen stand. We hebben de zaak zogezegd glansrijk verloren.
Een flinke domper, ook voor de klant. Omdat ik zo zeker dacht te weten dat de rechter mij gelijk zou geven, had ik de klant niet voorbereid op een andere uitkomst. Ik herinner me niet dat hij het me kwalijk nam, maar zelf vond ik het erg vervelend. Bovendien vond ik twee dagen vóór de zitting nog steeds veel te kort om belangrijke stukken in te brengen. Op verschillende manieren had ik die dag een hardhandige les geleerd over het voeren van kort gedingen.”
De evaluatie
“Tegenwoordig is de materie gesneden koek. Ik doe veel aanbestedingsrecht, dat gaat vaak via een kort geding. Met mijn klanten spreek ik de zitting uitgebreid voor. Ik vertel wat er waarschijnlijk gaat gebeuren, maar dat er ook verrassingen kunnen zijn. Welke kant het balletje oprolt, is namelijk nooit te voorspellen. Dat maakt het juist leuk, vind ik nu. Bezwaar tegen nagekomen stukken maak ik eigenlijk alleen als ik inschat dat de rechter zelf ook geen tijd zal hebben gehad om die te lezen. Waar rechters – en zeker voorzieningenrechters – sowieso nooit tijd voor hebben, is een pleitnota vol juridische uiteenzettingen.”
Spelletje
“Overigens ga ik er nu simpelweg vanuit dat belangrijke stukken heel laat binnenkomen. Officieel mag het tot 24 uur voor de zitting, dus je kunt erop wachten dat je 24 uur en vijf minuten voor de zitting een mail krijgt. Dat is nou eenmaal het spelletje. Als ik eraan denk dat ik destijds zo’n ophef heb gemaakt over twee dagen, moet ik een beetje grinniken. Twee dagen, dat klinkt nu als een eeuwigheid.”