In Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat zij zich vaak nog levendig herinneren. Voordat Kim Helwegen eindelijk haar debuut kon maken, werd haar geduld flink op de proef gesteld.
Kim Helwegen
Advocaat-belastingkundige & strafrechtadvocaat bij Allen & Overy
Beëdigingsdatum: 10 augustus 2016
De zaak
“Ik werkte al een paar jaar als fiscalist toen ik besloot om daarnaast ook strafrechtadvocaat te worden. Bij het kantoor waar ik ging werken kreeg ik vrij snel mijn eerste dossier, een fiscale fraudezaak. Onze cliënt werd beschuldigd van het opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting.
Ik nam de zaak over van een collega die binnenkort met zwangerschapsverlof ging. De zaak liep al even; binnenkort was de zitting. Mijn collega en ik zouden daar samen heen gaan, maar ik mocht het woord doen. Het zou dus mijn allereerste pleidooi in toga worden.
Een vervelend obstakel was dat onze cliënt zelf niet bij de zitting kon zijn. Die zat namelijk nog in detentie in het buitenland. De cliënt wilde graag gebruik maken van het aanwezigheidsrecht en dat leek ons uiteraard van groot belang. Daarom hadden wij eerder al een aanhoudingsverzoek ingediend bij de rechter.
De officier van justitie was er echter fel op tegen om de zaak uit te stellen. Volgens hem zou dat veel te lang duren. Omdat het OM zich zo verzette tegen aanhouding van de zaak, durfde ik er niet vanuit te gaan dat de rechter ons verzoek tot uitstel zou honoreren. Daarom bereidde ik mijn pleidooi voor de inhoudelijke behandeling tot in de puntjes voor.
Toen ik in de stukken dook, kwam ik tot een ongebruikelijke conclusie. De officier van justitie moest niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van onze cliënt. Uit het dossier leek namelijk naar voren te komen dat cliënt eerder een fiscale boete opgelegd had gekregen. Daardoor kon cliënt niet ook nog strafrechtelijk vervolgd worden.
De officier ontkende de boete, maar had geen stukken overlegd waaruit bleek dat die boete níet was opgelegd. Daarom zou de vervolging van cliënt moeten worden beëindigd. Een formeel verweer, maar wel het enige juiste, wat mij betreft. Ik keek ernaar uit om te gaan pleiten, maar was ook nerveus: hoe scherp zou de officier zijn?”
Het pleidooi
“Behoorlijk scherp, bleek op de dag van de zitting. Aan het begin van de zitting werd ons aanhoudingsverzoek besproken, waarbij de officier nogmaals stevig benadrukte dat hij uitstellen geen optie vond. Toen wij het woord kregen, wees mijn collega nogmaals op het aanwezigheidsrecht van mijn cliënt.
Verrassend genoeg besliste de rechter daarna in ons voordeel: de zaak werd inderdaad aangehouden tot de cliënt bij de zitting kon zijn. De oudste rechter sprak zelfs uit dat de verdediging de belangen van haar cliënt op correcte wijze had behartigd. Geweldig! Ik was natuurlijk heel blij voor cliënt. Pas daarna realiseerde ik me dat ik vandaag dus toch níet mijn eerste pleidooi zou houden. Blijkbaar liet mijn togadebuut nog even op zich wachten.
Oversized
Een paar maanden later kreeg ik een nieuwe kans, toen cliënt weer in Nederland was en de nieuwe zitting plaatsvond. Mijn collega was inmiddels met zwangerschapsverlof, dus ik ging samen met mijn cliënt naar de rechtbank. Over mijn arm hing de toga die ik van kantoor had meegenomen. Ik ben 1.58 meter, dus de allerkleinste kantoortoga was van mij. Maar toen ik me in de rechtbank omkleedde, sloeg de schrik me om het hart. Dit was mijn toga niet!
Blijkbaar had ik de toga van de partner van kantoor meegenomen. Hier zwóm ik in. Zo kon ik toch niet pleiten? De zitting begon bijna, dus er zat niets anders op. Ik besloot stoïcijns de rechtszaal in te lopen in dit oversized exemplaar. Wat de rechters dachten toen ik binnenkwam, probeerde ik te blokkeren. Het gaat hier om de inhoud, hield ik mezelf voor. Tegen mijn cliënt zei ik niets over mijn ongemak, die wilde ik niet onnodig nerveus maken. Tijdens de zitting lukte het om er niet aan te denken, hoewel ik bij het opstaan iedere keer bang was dat de stof onder mijn stoel bleef hangen. Dat gebeurde niet, gelukkig.
Het pleidooi zelf ging me goed af. Ik was nog steeds overtuigd van ons gelijk, maar wist ook dat het maar zelden gebeurt dat het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard. Mijn cliënt had ik dan ook op het ergste voorbereid. Tot mijn grote verrassing kreeg ik een paar weken later fantastisch bericht. De rechtbank volgde mijn betoog en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van mijn cliënt.
Ik was ontzettend blij dat mijn eerste pleidooi zo’n mooi resultaat had. Het was de tweede keer dat ik mijn cliënt goed nieuws kon brengen, dat maakte het helemaal bijzonder. Het was ook leuk om de uitkomst van de zaak te vertellen aan mijn collega’s. Zij hadden achteraf natuurlijk – net als ik – hartelijk gelachen om mijn togablunder.”
De evaluatie
“Nog steeds vind ik procederen één van de leukste kanten van mijn werk als advocaat. Het voelt goed om voor mijn cliënten hun zaak te bepleiten voor de rechter, zeker als ik echt in de zaak geloof. Maar nog liever dan een overwinning in de rechtbank, los ik de kwestie buitengerechtelijk op. Als beide partijen zich daarvoor willen inzetten, kun je er vaak ook zonder de rechter uitkomen.
Bovendien vind ik het een leuk spel: waar zitten de overeenkomsten in een ogenschijnlijk onoplosbaar geschil? In mijn huidige praktijk streef ik ernaar om conflicten zoveel mogelijk op te lossen in de boardroom, of in ieder geval buiten de zitting. Daar krijg ik ontzettend veel energie van. Daarom rond ik later dit jaar de opleiding tot legal mediator af.
Ook dit geschil had ik liever buitengerechtelijk afgehandeld. Dat we toch naar zitting moesten, was eigenlijk zonde van ieders tijd en moeite. Misschien is met deze zaak een zaadje geplant voor mijn interesse in mediation. Waar het in ieder geval toe geleid heeft, is dat ik voortaan check of ik wel mijn eigen toga van de hanger pak!”