In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. Het bijzondere – en razendsnelle – pleitdebuut van Gerbrand Osinga vond plaats onder tropische temperaturen.
Gerbrand Osinga
Advocaat huurrecht en partner bij HYS & Co. Advocaten
Beëdigingsdatum: 5 juni 1996
De zaak
“Na mijn studie ging ik aan de slag als bedrijfsjurist, maar op zoek naar avontuur, vertrok ik na een jaar naar Curaçao. Daar liep ik drie maanden stage bij een advocatenkantoor. Omdat ik nog niet terug wilde naar Nederland, solliciteerde ik naar een functie als advocaat-stagiair op Sint Maarten. De advocaat waar ik mee sprak runde in haar eentje een drukke praktijk en ik kon meteen beginnen. Een paar weken later werd ik ‘s ochtends vroeg beëdigd in het Courthouse in Philipsburg. Bij gebrek aan familie werd ik toegejuicht door mijn nieuwe patroon en twee advocaten die ik op het eiland had leren kennen.
Toen we weer naar buiten liepen, zei mijn patroon: “Vanmiddag om vier uur dient je eerste kort geding. Je staat de gedaagde partij bij, hier is het dossier. Succes!” Ik schrok me wild, want ik had nog nooit een pleidooi gehouden. En met kort gedingen had ik al helemaal geen ervaring. Tijdens mijn stage op Curaçao had ik wel eens zijdelings meegekeken, maar ik wist amper hoe een rechtbank er van binnen uitzag. Veel tijd om daar bij stil te staan had ik niet, het was inmiddels al elf uur. Snel ben ik naar kantoor gegaan: ik had nog krap vijf uur om de zitting voor te bereiden.
Waar de zaak over ging, ben ik helaas vergeten. Gelukkig zat ik er aan het einde van die middag wel helemaal in. Een uitgetypte pleitnota had ik niet, wel een aantal belangrijke notities waar ik mijn verhaal omheen zou bouwen. Ik had geluk: mijn cliënt – die ik dus ook die middag voor het eerst ontmoette – sprak Nederlands. Op de Antillen is de rechtspraak in het Nederlands, maar als mijn cliënt alleen Engels had gesproken, had ik mijn pleidooi ook nog moeten vertalen. Rond half vier keerde ik, stijf van de zenuwen, terug bij het Courthouse.”
Het pleidooi
“Hoe het nu gaat weet ik niet, maar begin jaren negentig werden op Sint Maarten alleen op vrijdag kort gedingen behandeld. Soms stonden er die dag wel twintig zaken op de rol. Er waren twee vaste rechters op het eiland. Op vrijdag werden zij meestal bijgestaan door een extra rechter, die invloog vanaf Curaçao. Nogal een kleine gemeenschap dus. Ik wist dat ik de zittende rechter, die vandaag mijn kort geding behandelde, nog heel vaak zou tegenkomen, dus ik was erop gebrand een goede eerste indruk te maken. Mijn patroon had me nog snel uitgelegd hoe het werkte in de rechtbank: “Zo kom je binnen, daar ga je zitten. De eisende partij krijgt eerst het woord, dan jij.” En daarna kan het alle kanten op, vertelde ze: “Just go with the flow.” Erg geruststellend vond ik dat niet.
Wat ook flink bijdroeg aan de spanning, was de bloedhitte. Ondanks dat het minstens dertig graden was, droegen we gewoon een toga: ook dat was voor mij de eerste keer. Gelukkig was het een speciale toga, gemaakt van jute. Maar ondanks dat die stof beter ademt dan de dikkere, Hollandse versie, zweette ik me kapot.
Toch voelde ik me redelijk sterk toen de zitting eenmaal begon. Nu ik eenmaal tegenover de rechter stond, had ik er ook echt zin in. De advocaat van de eisende partij opende echter met zo’n krachtig pleidooi, dat mijn verweer een stuk minder stevig voelde. De moed zonk me in de schoenen. Toen de rechter ons beiden tot slot een aantal vragen stelde, kreeg ik spontaan een idee. Op het allerlaatste moment wees ik op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Die stond niet tussen mijn notities, maar het leek me ineens een heel valide argument. Na afloop van de zitting was ik best trots op mijn ingeving, maar ik wist zeker dat ik verloren had: de eiser had een veel sterkere zaak.
De verrassing was dan ook groot toen ik me een week later, weer vrijdag, meldde bij het Courthouse. Aan het begin van de zittingsvrijdag deed de rechter uitspraak in de zaken van de week ervoor. Tot mijn verbazing werd de vordering van de eiser afgewezen. De rechter achtte mijn verweer aannemelijk op grond van de – op het laatste moment ingezette – redelijkheid en billijkheid. Deze afloop had ik niet zien aankomen, dus ik was ontzettend blij. Meteen na de uitspraak stond ik weer voor de rechter, voor twee nieuwe kort gedingen. Het was wederom bloedheet, maar een glimlach kon ik de rest van de dag niet meer onderdrukken.”
De evaluatie
“In de drieënhalf jaar die ik uiteindelijk op Sint Maarten heb gewoond, heb ik nog talloze kort gedingen gedaan, soms wel zes op een dag. De rechter ben ik inderdaad nog heel vaak tegengekomen, ook buiten de rechtbank. Ook in Nederland procedeer ik regelmatig. Een kort geding vind ik het leukste wat er is, omdat daar de meest onverwachte dingen kunnen gebeuren. In tegenstelling tot op Sint Maarten heb ik nu gelukkig meer tijd om mijn pleidooi voor te bereiden. Nog steeds ben ik in de aanloop naar de zitting soms best gespannen, maar ik zorg er altijd voor dat ik de zaak volledig in mijn vezels heb. Zodra de zitting begint, ben ik scherp. Zweten in mijn toga doe ik niet meer.”