In Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren, een moment dat zij zich vaak nog levendig herinneren. Bij haar eerste zitting op Curaçao stond Fransje Brouwer plots in haar eentje tegenover drie rechters.
Fransje Brouwer
Advocaat telecom, media & gaming bij bureau Brandeis
Beëdigingsdatum: 7 mei 2013
De zaak
“Na een studentstage bij een advocatenkantoor op Sint Maarten, kreeg ik een baan aangeboden bij hun vestiging op Curaçao. Een geweldige kans die ik met beide handen aangreep. Op Curaçao specialiseer je je als beginnend advocaat-stagiaire niet meteen, maar behandel je zaken op verschillende rechtsgebieden. Zo werkte ik bijvoorbeeld mee aan een overname, een echtscheiding, een fraude-onderzoek, ontslagzaken en een zaak die dreigde uit te lopen op kinderontvoering. Tot nu toe was er altijd een senior advocaat of partner in de lead geweest. Ik schreef mee aan de stukken en hielp met de voorbereiding, maar in de rechtbank keek ik vooral de kunst af.
Mijn eerste eigen zaak kondigde zich onverwacht aan. Met één van de partners werkte ik aan een zaak over bestuurdersaansprakelijkheid. Van onze cliënt werd schadevergoeding gevorderd wegens de vermeende schending van een aantal verplichtingen als bestuurder. De partner en ik hadden eerder samengewerkt aan de zaak in eerste aanleg. Toen waren de vorderingen afgewezen, maar nu was de wederpartij in hoger beroep gegaan. Binnenkort was de mondelinge behandeling bij het gerechtshof.
Van bestuurdersaansprakelijkheid wist ik vóór deze zaak vrij weinig, maar inmiddels zat ik aardig in de materie. Voor het hoger beroep had ik, na een memorie van antwoord, zelfstandig een pleitnota opgesteld en die naar de partner gestuurd voor feedback. De zitting was op dinsdagochtend en pas maandagmiddag had de partner tijd om mijn concept-pleitnota te lezen. Ik zat zijn input nog haastig te verwerken toen hij maandagavond aan mijn bureau stond. “Sorry Fransje, er is een spoedgeval tussendoor gekomen. Ik kan morgen dus niet mee naar het gerechtshof. Jij redt het wel alleen, toch?” Ik kreeg bijna een hartverzakking, maar dat wilde ik niet laten merken. Met bonzend hart antwoordde ik daarom zo nonchalant mogelijk “Natuurlijk, komt goed!”
Gesneden koek
“Maar of het goed kwam, betwijfelde ik ten zeerste. Ik had nog nooit in mijn eentje gepleit, laat staan tegenover drie rechters tegelijk. Als de rechters of de wederpartij ingewikkelde vragen zouden stellen, moest ík die beantwoorden. En de kans dat dit zou gebeuren, achtte ik groot. Ik had die middag namelijk uitgezocht welke rechters we op zitting zouden treffen. Het bleken alledrie grootheden op het gebied van privaatrecht. Eén van hen was bijzonder hoogleraar en gepromoveerd op privaatrechtelijk hoger beroep op de voormalige Antillen, een ander professor en auteur van een boek over de verschillende burgerlijk wetboeken in het Koninkrijk. Voor de advocaat van de wederpartij, een ervaren partner, was deze kwestie natuurlijk ook gesneden koek. De moed zakte me in de schoenen.
Ik deed het enige wat ik nog kon doen: in de boeken duiken. Door mijn voorbereidingen kende ik de stukken goed, maar ik las alles nog een keer door, en toen nog eens. Aan het einde van de avond kende ik alle relevante wetgeving en jurisprudentie praktisch uit mijn hoofd. Toen ik thuiskwam, heb ik voor de spiegel mijn pleitnota geoefend. Jarenlange ervaring had ik nou eenmaal niet, maar aan mijn voorbereiding zou het morgen in ieder geval niet liggen. ‘Meer dan mijn best kan ik niet doen’, hield ik mezelf maar voor.”
Het pleidooi
“De volgende ochtend ging ik niet heel uitgerust naar het gerechtshof. Toch voelde ik naast spanning ook een soort opluchting. Waarschijnlijk zat ik inmiddels beter in het dossier dan de partner met wie ik aan de zaak werkte. Ergens was het misschien wel goed dat ik alleen was, zo kon ik het op mijn manier doen. En gelukkig maakte mijn cliënt zich totaal niet druk om de afwezigheid van de partner. Even voelde ik me heel stoer – totdat de zenuwen weer toesloegen.
Bij binnenkomst in de zaal, zag ik de rechters naar me kijken. Op het eiland kennen alle rechters en advocaten elkaar, dus ze zagen meteen dat ik niet de partner was die op de rol stond. Ik hoorde ze bijna denken: ‘gaat zij dit alleen doen?’ “De partner is helaas verhinderd”, probeerde ik zelfverzekerd te zeggen.
Na het voordragen van mijn pleitnota zette ik me schrap voor de ongetwijfeld zeer complexe vragen en tegenargumenten die nu zouden volgen. Maar in plaats daarvan hoorde ik de advocaat van de wederpartij niets nieuws zeggen. De trukendoos die ik verwachtte, bleef dicht. Tot mijn grote verbazing sprak hij me nergens tegen, maar herhaalde vooral de eerder aangevoerde argumenten. En die had ik in de stukken al weerlegd. Hoe kon dat?
Ineens begon het me te dagen: misschien was híj juist degene die minder goed op de hoogte was? Het leek er in ieder geval op dat ik veel meer van deze zaak wist dan hij. En dat realiseerde hij zich waarschijnlijk zelf ook. Langzaam groeide mijn zelfvertrouwen. Toen de rechters daarna de advocaat van de wederpartij allerlei kritische vragen stelden – ‘u stelt nu dit, maar is het niet zo dat…?’ – voelde ik mijn zenuwen wegebben. Blijkbaar zat ik toch steviger in de wedstrijd dan ik dacht. Dit gingen we gewoon winnen, leek het. Opgelucht liep ik na de zitting naar buiten. Op kantoor deed ik nog even verslag bij de partner: “Ging prima hoor!”
De evaluatie
“Het gerechtshof besloot inderdaad dat er geen reden was om in hoger beroep anders te oordelen dan in eerste aanleg. Een geweldige opluchting; heerlijk dat het alsnog zo goed afliep.
Ik vertel dit verhaal nog wel eens aan stagiaires. Dan krijg ik het meteen weer benauwd, haha! Toch heb ik op Curaçao ontzettend veel geleerd, juist doordat ik – ook na deze keer – zo vaak in het diepe werd gegooid. Zelf zou ik stagiaires in principe nooit alleen naar hun eerste zitting laten gaan. Ik stimuleer ze wel om zich goed in te lezen als ze met mij meegaan naar een zitting en stukken op te stellen alsof ik niet meer meekijk. Hoe meer ze van het dossier afweten, hoe leuker het voor hen is en hoe steviger ze straks zelf op zitting staan. Zelf bereid ik me uiteraard ook nog steeds tot in de puntjes voor. Stel dát degene met wie ik aan een zaak werk de avond dan van tevoren afzegt, krijg ik in ieder geval geen hartverzakking meer.”