In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. De eerste zitting van Dewi Krop (Kennedy Van der Laan) kreeg op het laatste moment een onverwachte wending. “Ik was blij dat we in een beveiligde ruimte van de rechtbank zaten.”
Door Ronne Theunis
Dewi Krop
Advocaat arbeidsrecht bij Kennedy Van der Laan
Beëdigingsdatum: 9 april 2014
De zaak
“Niet lang na mijn beëdiging kreeg ik van mijn patroon mijn eerste, eigen ondernemingsrechtzaak: de ontbinding en vereffening van een vof. Het ging om een familiebedrijf, waar nu de zoon van de oprichters aan het hoofd stond. Al langere tijd was er binnen de familie onenigheid over de manier waarop het bedrijf gerund moest worden en financieel liep het niet goed, er waren diverse schuldeisers. Daarom wilde de dochter – de zus van de directeur – de activiteiten van de vof beëindigen. Haar ouders waren het daarmee eens, maar de zoon weigerde elke medewerking.
Omdat ze er samen niet uitkwamen, had de dochter de hulp van ons kantoor ingeschakeld. Ik dook in de materie van ontbinding en vereffening en bereidde me met hulp van mijn patroon voor op mijn eerste zitting. Ik vond het heel spannend, maar we stonden juridisch sterk, dus ik had er wel vertrouwen in. Dit zou een vrij standaard zaak worden.
Haatberichten
Twee dagen voor de zitting kreeg het verhaal echter een totaal andere wending. De zoon, een beer van een vent, draaide uit woede over de rechtszaak volledig door. Hij had zijn vader zo ernstig mishandeld, dat deze opgenomen moest worden in het ziekenhuis. Daarna richtte hij zijn pijlen op zijn zus. Mijn cliënt kreeg talloze haatberichten, waarin haar broer dreigde haar én haar kinderen ook iets aan te doen, als ze niet onmiddellijk het verzoek tot ontbinding van de vof zou intrekken.
Mijn cliënt en haar ouders waren inmiddels doodsbang voor de man, waardoor mijn patroon en ik op het laatste moment besloten om onze eis te vermeerderen met een straat- en contactverbod. En zo stortte ik me de dag voor de zitting op allerlei niet-ondernemingsrechtelijke kwesties. Ik belde met de politie om te weten welke aangiften er precies lagen en vroeg foto’s op van het lichamelijk letsel van de vader. Met plattegrondjes bracht ik de afstanden tussen het huis van mijn cliënt, het huis van haar broer en de fabriek in beeld en bepaalde wat een redelijk straatverbod moest zijn.
Stijf van de adrenaline
Het was een idiote situatie: ineens stond iedereen stijf van de adrenaline. Ik was voortdurend mijn huilende, bange cliënt aan het troosten, waarmee het contact tot dat moment vooral op een zakelijke manier was verlopen. Dat voelde best gek, ik had überhaupt nog geen ervaring als advocaat, maar al helemaal niet op dit gebied. Ik vond het ontzettend spannend, maar wat die zoon mijn cliënt en zijn familie had aangedaan, kon écht niet. Daardoor voelde ik tegelijkertijd een enorme strijdlust: ik móest ervoor zorgen dat dit stopte.
Het pleidooi
Bij de zitting was de hele familie aanwezig. De sfeer was behoorlijk gespannen: de zoon was nog steeds woest en mijn cliënt vooral emotioneel. Ik was blij dat we in een aparte, beveiligde ruimte in de rechtbank zaten, want de zoon was ongeveer twee meter lang en twee meter breed. Het was de eerste keer dat ik hem zag en de zenuwen sloegen toe: hoe ging dit in hemelsnaam aflopen?
In mijn openingspleidooi richtte ik me vooral op de juridische onderbouwing van onze eisen. Het ging best aardig volgens mij, maar de rechter leek daarna tot mijn schrik ook wel heel gevoelig voor het verhaal van de wederpartij. Gelukkig nam mijn patroon de tweede termijn voor zijn rekening. In een vlammend betoog maakte hij gehakt van de zoon en sprak hij schande van de manier waarop hij dacht de zaak te kunnen beslechten. Mijn cliënt was haar leven niet zeker en aan die situatie moest per direct een einde komen, eiste hij.
Aderen in zijn nek
De kritische vragen van de rechter die daarop volgden, deden de zoon bijna ontploffen van woede: ik zag de aderen in zijn nek opzwellen. Hij ontkende of bagatelliseerde alle beschuldigingen en werd steeds roder en bozer, terwijl mijn cliënt steeds harder begon te huilen. Ik wist echt niet wat me overkwam: dit was niet bepaald de zitting die ik me als ondernemingsrechtadvocaat had voorgesteld. Uiteindelijk stuurde de rechter ons de gang op en lukte het ons wonder boven wonder om te schikken. De zoon mocht bovendien een jaar lang niet in de buurt van mijn cliënt komen of contact met haar zoeken. Dat dat in ieder geval was gelukt, voelde als een enorme opluchting.
De evaluatie
Na afloop gingen mijn patroon en ik lunchen om na te praten over de zaak. Achteraf bleek dat het, ondanks zijn jarenlange ervaring als advocaat, ook voor hem de allereerste keer was dat hij om een straat- en contactverbod had gevraagd. Toch was het hem gelukt om de rechter duidelijk te maken waar het in deze kwestie, los van de juridische grondslag, nu eigenlijk écht om ging. Ook toen dat betekende dat we, in het belang van de cliënt, op het laatste moment van koers moesten veranderen. Dat waren belangrijke lessen, waar ik in de zittingen die volgden veel aan heb gehad.”