In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. Voor de één was dat vorige maand, voor de ander al decennia geleden, maar de meeste advocaten kunnen zich hun eerste pleidooi nog levendig herinneren. Darya Bondarchuk werd flink op de proef gesteld, maar haar pleitdebuut leverde haar een aantal waardevolle inzichten op.
Darya Bondarchuk
Advocaat dispute resolution bij Baker McKenzie
Beëdigingsdatum: 24 augustus 2016
De zaak
“Om procespunten te halen, ben ik op het kantoor waar ik toen werkte de deuren langs gegaan: wie kan ik helpen? Zelf werkte ik op de afdeling IT en commerciële contracten, dus voor mijn eerste eigen zaak moest ik bij mijn procescollega’s zijn. Ik mocht aansluiten bij een jonge medewerker die net een kort geding had binnengekregen. Onze cliënt werd door hun concurrent, een grote partij op de Nederlandse markt, gesommeerd om een reclame-uiting te verwijderen. Dat ik niets van reclamerecht wist, maakte me niet uit, ik pakte alles aan.
Bij contracting was ik min of meer toevallig terechtgekomen. Er was niet één specifiek vakgebied dat er voor mij uitsprong, ik vond alles interessant. Op mijn zevende ben ik met mijn moeder uit Oekraïne naar Nederland gekomen. Ik sprak geen woord Nederlands, maar een jaar later kon ik me uitstekend verstaanbaar maken. Van huis uit kreeg ik mee dat je je studie vooral verstandig moet kiezen. Werken doe je omdat het moet en niet omdat je het leuk vindt. Ik was de eerste in de familie die ging studeren. Toen ik aan het werk ging, was ik allang blij dat ik iets deed dat ik boeiend vond.”
Legende
“De zitting van het kort geding in de reclamezaak diende al over een paar dagen. Samen met de medewerker dook ik in de materie. Al gauw kwamen we tot de conclusie dat deze claim vooral bedoeld was om de concurrent – onze cliënt dus – van de markt te drukken. Inhoudelijk had de eiser geen sterke zaak. We snapten er niets van: onze cliënt stond toch gewoon in zijn recht? Mijn collega en ik vroegen ons af of we misschien iets over het hoofd zagen.
De wederpartij werd vertegenwoordigd door een bekende advocaat. Een legende op het gebied van intellectueel eigendom, ik had studieboeken van hem in de kast staan. Toen we hoorden dat we in de rechtbank tegenover hém zouden staan, moest ik wel even slikken. Dat collega’s mijn kamer binnen liepen om ons extra veel succes te wensen, hielp ook niet.
Dag en nacht werkten mijn collega en ik aan onze pleitnotities. Op de dag van de zitting had ik een goed gevoel over ons verhaal. Maar ik dacht ook: welke aap komt er straks uit de mouw? Ik vreesde dat de advocaat van de wederpartij met een ingewikkelde juridische argumentatie zou komen, waarmee hij de rechter direct om zijn vinger zou winden. Ondanks onze stevige voorbereiding ging ik met lood in mijn schoenen naar de rechtbank.”
Het pleidooi
“Het eerste contact met de advocaat van de wederpartij viel alles mee. Hij schudde ons vriendelijk de hand. Zijn pleidooi viel ons mee. We hoorden een paar nieuwe invalshoeken, maar niets dat ons verhaal aan het wankelen bracht. De gevreesde argumentatie kwam niet. Zou er dan toch geen addertje onder het gras hebben gezeten? Toen ik het woord kreeg, was ik al iets minder zenuwachtig. Maar mijn opluchting was van korte duur.
Tijdens mijn pleidooi liet de advocaat van de wederpartij duidelijk horen wat hij van ons verhaal vond. Samen met zijn cliënt zat hij te lachen en zijn hoofd te schudden. Zeker als ik iets zei waarmee ik hun standpunt weerlegde, kon ik rekenen op rollende ogen en diepe zuchten. Ook bij het pleidooi van mijn collega hield hij zich niet in. Het leidde me behoorlijk af. Ik begon te twijfelen: misschien hadden wij het dan toch niet begrepen? Het irriteerde me ook: waarom zou je als prominente partner zo de pestkop uithangen bij twee jongere advocaten?
Helaas greep de rechter niet in. Eerst vond ik dat vervelend, maar langzamerhand realiseerde ik me dat de zuchtende advocaat vooral zichzelf in de voet schoot. Ze hadden al niet echt een sympathieke zaak en met zo’n houding kregen ze de rechter al helemaal niet mee. Met die gedachte begon ik aan de bespreking van een belangrijke afbeelding die ik in onze pleitnotities had opgenomen.
Rampzalig
Plotseling zag ik de rechter driftig door onze pleitnotities bladeren. Toen fluisterde mijn collega: “Ehm… wat is er met die afbeelding gebeurd?” Tot mijn grote schrik bleek de figuur verschoven te zijn in de prints die ik voor de aanwezigen had gemaakt. Die afbeelding was een cruciaal onderdeel van ons pleidooi, dus dit was een rampzalige fout. Ik hoefde niet opzij te kijken om te weten hoe de advocaat van de wederpartij er nu bij zat. Aan de rechter probeerde ik de afbeelding toe te lichten, maar die leek daar niet echt voor open te staan. Zouden we nu door mijn onzorgvuldigheid alsnog verliezen? Gelukkig lukte het me om mijn verhaal af te maken. Maar toen we na de zitting de rechtbank uitliepen, baalde ik enorm. Mijn collega ook, in de auto terug kreeg ik – terecht – de wind van voren.
De verrassing was dan ook groot toen we niet lang daarna het vonnis kregen. Alle vorderingen van de wederpartij waren afgewezen! Fantastisch dat we toch hadden gewonnen. Zeker met de zuchtende advocaat in gedachten. Die gaf zich niet gauw gewonnen: na dit kort geding zou nog een hele rits procedures volgen, tot aan de Hoge Raad. Ook daar ving de wederpartij keer op keer bot. Inmiddels werk ik bij een ander kantoor, maar volgens mij loopt de zaak nog steeds.”
De evaluatie
“Van mijn eerste zaak heb ik een paar dingen geleerd waar ik nog dagelijks van profiteer. Ten eerste: geprinte documenten controleer ik heel goed – en dan nóg een keer. Ik laat me niet meer intimideren door een titel of ervaringsjaren. Ik vertrouw op mijn eigen kennis, want als ik mijn hoofd koel houd, doe ik als advocaat voor niemand onder. En het mooiste wat mijn pleitdebuut mij bracht, was mijn liefde voor procederen. Ik vond mijn werk interessant, maar sinds ik de procespraktijk ontdekte, vind ik het fantastisch. Een nieuw dossier voelt als een nieuw spel of een spannende roman die je zelf bij elkaar moet puzzelen. Ik word er helemaal in opgezogen. Nu weet ik dat werk geen noodzakelijk kwaad hoeft te zijn, als je doet wat je écht leuk vindt.”