In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. De meeste advocaten kunnen zich hun eerste pleidooi nog levendig herinneren. Charlotte Rijken maakte haar – nogal bewogen – pleitdebuut eerder dan ze had gedacht.
Charlotte Rijken
Advocaat Ondernemingsrecht bij Bruggink & Van der Velden Advocaten en Belastingadviseurs
Beëdigingsdatum: 7 juli 2017
De zaak
“Met de zaak die uiteindelijk zou leiden tot mijn pleitdebuut, was mijn collega al een tijdje bezig. Ons kantoor stond een consument bij, die bij een dealer een tweedehands auto had gekocht. Dat bleek echter een behoorlijke kat in de zak. De auto lekte olie, gaf voortdurend alarmsignalen en was meerdere keren langs de snelweg stil komen te staan. De koper had door een onafhankelijke schade-expert een rapport laten opstellen, dat de erbarmelijke staat van de auto bevestigde. Toch gaf de verkoper niet thuis: hij beweerde dat de koper de problemen zelf had veroorzaakt. Via de rechtsbijstandverzekeraar was de zaak bij ons terechtgekomen. Ik was net beëdigd en werd door de advocaat die het dossier behandelde, gevraagd om mee te werken.
In eerste instantie hebben we geprobeerd om er in overleg uit te komen, maar de verkoper wilde nergens aan meewerken. Daarom besloten we de verkoper te dagvaarden. We eisten ontbinding van de koopovereenkomst en vergoeding van alle extra kosten.
Mijn collega gaf me veel vrijheid. Ik had contact met de koper en de advocaat van de verkoper en stelde zelf de stukken op, die mijn collega daarna checkte. Ook de pleitaantekeningen voor de zitting had ik geschreven. Heel leuk om meteen zoveel verantwoordelijkheid te krijgen. Maar omdat het mijn eerste zaak was, vond ik het een prettig idee dat we de zitting samen zouden doen.
Verrassing
Op de ochtend van de zitting stapte ik bij mijn collega in de auto. Op de achterbank lag haar toga, die ze natuurlijk straks nodig zou hebben. Maar tot mijn grote verrassing zei ze in de auto plotseling: “Die toga is voor jou. Ik ga achterin de zaal zitten, jij voert het woord.”
Dat had ik natuurlijk totaal niet zien aankomen. Even was ik overrompeld: kon ik het wel alleen? En zo snel al! Maar toen realiseerde ik me dat ik al weken met dit dossier bezig was. De zaak kende ik van voor naar achter, ik had de pleitaantekeningen notabene zelf geschreven. Eigenlijk was ik juist ontzettend goed voorbereid. En dit was natuurlijk wel een heel mooie vuurdoop. Overleggen met mijn collega zat er niet in, als zij achterin zat. Nu moest ik het écht helemaal zelf doen. Hoewel ik het ontzettend spannend vond, besloot ik mijn schouders eronder te zetten: dit kon ik. Toen ik met kloppend hart naast mijn cliënt plaatsnam in de rechtbank, heb ik maar niet verteld dat het mijn allereerste keer was.”
Het pleidooi
“De advocaat van de tegenpartij was een man op leeftijd, die uitstraalde dat hij al behoorlijk wat professionele kilometers had gemaakt. Daar schrok ik wel een beetje van. Andersom was hij waarschijnlijk minder onder de indruk van mij, want zodra ik begon met mijn pleidooi, begon hij te briesen. De zaak maakte hem duidelijk erg boos. In plaats van via de rechter te spreken, richtte hij zijn ongenoegen rechtstreeks aan mij. Hij praatte door me heen, maakte kleinerende opmerkingen en mompelde dingen als ‘wat een onzin’. Heel onbeschoft en vooral vervelend. Ik twijfelde of ik er iets van zou zeggen, maar wist ik veel: misschien was dit gebruikelijk? Hem tot de orde roepen of de rechter vragen om in te grijpen, was misschien wel heel ongepast – zo’n fout wilde ik als groentje zeker niet maken. Daarom zei ik niets.
Gelukkig kreeg ik het voor elkaar om me niet te laten afleiden. Het hielp dat ik zo overtuigd was van ons gelijk, ik wist dat ik geen onzin verkocht. Aan de kritische vragen van de rechter aan de tegenpartij, merkte ik dat het de goede kant op ging. Toen de advocaat opnieuw tegen mij begon te briesen, greep de rechter in. “Wilt u tegen mij praten?” verzocht hij streng. “En behandelt u uw collega alstublieft met respect.” Ik was opgelucht, ook al bond de advocaat maar nauwelijks in. Het foeteren bleef, alleen draaide hij zich niet meer naar me toe. Na afloop van de zitting snelde hij met de verkoper de rechtbank uit, handen schudden kon er niet meer vanaf. Het maakte me niet uit: ik was trots op mezelf dat ik zo rustig was gebleven, ondanks de verwoede pogingen om me aan het wankelen te brengen. Blijkbaar kon ik het als groentje toch aardig opnemen tegen een bullebak.
De euforie was dan ook groot toen ik een paar weken het vonnis ontving. De rechter had al onze vorderingen toegewezen. Met veel genoegen stuurde ik de advocaat daarna een mail: ‘U heeft kennisgenomen van het vonnis…’ Dat ik ook de koper kon vertellen dat hij eindelijk zijn geld zou terugkrijgen, voelde als een geweldige eerste overwinning.”
De evaluatie
“Helaas was de kous daarmee nog niet af. De advocaat maakte het geld over, maar liet direct daarna beslag leggen op de derdengeldenrekening van kantoor en ging in hoger beroep. Hoe het uiteindelijk is afgelopen weet ik niet, omdat ik vlak daarna overstapte naar een ander kantoor. Hopelijk heeft de advocaat zich in hoger beroep sympathieker opgesteld – maar ik vrees van niet.
Ik ben blij dat mijn collega mij zo in het diepe heeft gegooid. Ze wist dat ik me goed had voorbereid en bespaarde me een zenuwslopende, lange aanloop naar mijn pleitdebuut. Na de zitting zei ze dat ik zeker iets had mogen zeggen van de houding van de advocaat. Een eventuele volgende keer zal ik dat ook zeker doen. Gelukkig weet ik inmiddels dat veruit de meeste advocaten níet briesen.”