In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de eerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. De meeste advocaten kunnen zich hun eerste pleidooi nog levendig herinneren. Bij het rechtbankdebuut van Andrada Gabriela Tiru (Simmons & Simmons) zat het venijn in de staart.
Andrada Gabriela Tiru
Advocaat Commercial Contracting bij Simmons & Simmons
Beëdigingsdatum: 11 januari 2011
De zaak
“Mijn eerste, eigen cliënt was een woningcorporatie, die in de clinch lag met een huurder. Die had zijn woning onderverhuurd aan derden, zonder dat hij de corporatie de daarvoor vereiste toestemming had gevraagd. Bovendien veroorzaakten de drie onderhuurders behoorlijk wat overlast. Ze waren luidruchtig, vernielden gemeenschappelijke eigendommen en hingen rond in het portiek, waardoor andere bewoners zich niet meer veilig voelden in de flat.
Het regende dan ook klachten bij de woningcorporatie. Die had de huurder al meerdere keren – tevergeefs – aangesproken op de kwestie, maar de huurder weigerde alle medewerking. Daarop besloot de corporatie rechtsbijstand in te roepen, waarna de zaak als onderdeel van mijn opleiding bij mij terechtkwam. Van huurrecht wist ik helemaal niets, maar gelukkig werd ik begeleid door een senior medewerker en een partner.
De advocaat van de huurder was partner bij een middelgroot kantoor. Volgens hem was er helemaal geen sprake van overlast, maar wilden de andere bewoners juist de onderhuurders het leven zuur maken. En de hoofdhuurder had weliswaar officieel geen toestemming gevraagd voor de onderhuur, maar hij voldeed wel degelijk aan alle daarvoor geldende eisen. Communiceren met deze advocaat was niet te doen. Hij stuurde uitsluitend boze, korte e-mails, in capslock en vol uitroeptekens. Hij was duidelijk niet bereid om op welke wijze dan ook mee te werken.
Na overleg met de senior medewerker besloot ik een kort geding op te starten, om ontruiming van de woning af te dwingen. Dat zou niet makkelijk worden, omdat rechters doorgaans niet zo scheutig zijn met ontruimingen. Ter voorbereiding spitte ik zo’n beetje álle jurisprudentie en literatuur op het gebied van ontruimingen door. We maakten zeker een goede kans, maar er was één probleem: het gebrek aan bewijs. Buiten de brieven van bewoners, hadden we geen concreet bewijs van de overlast. Het zou dus ons woord tegen dat van de huurder – en zijn schreeuwerige advocaat – zijn. Dat vond ik behoorlijk spannend.”
Het pleidooi
“De dag vóór de zitting was het Pasen. Ik zat met mijn familie aan de paasbrunch, toen ik werd gebeld door mijn cliënt. Een dag eerder had hij camera’s opgehangen in de hal van de flat en het was meteen raak. Die ochtend had iemand de glazen vitrine in de hal vernield. Op de camerabeelden was de dader duidelijk te zien. Het was één van de onderhuurders.
Dat was natuurlijk geweldig nieuws, maar officieel moet je bewijsstukken in een kort geding minimaal vierentwintig uur voor de zitting indienen. Die tijd hadden we niet. Op advies van de partner heb ik de volgende ochtend toch de rechtbank gebeld en gevraagd om video-apparatuur klaar te zetten in de zittingszaal. Mocht de rechter het bewijs toch toelaten, dan kon ik de beelden alsnog laten zien.
Aan het begin van mijn pleidooi gierde de adrenaline door mijn lijf. Zowel de huurder als de drie onderhuurders waren in de rechtbank aanwezig. De advocaat van de wederpartij liet zich ook nu weer van zijn beste kant zien. In een vermoedelijke poging om mij van mijn stuk te brengen, bleef hij me voortdurend aanstaren. Ondertussen wipte hij op en neer met zijn stoel, terwijl hij voortdurend klikte met zijn pen. Heel intimiderend, maar ik probeerde rustig te blijven. Net toen ik er écht gek van werd en er iets van wilde zeggen, greep de rechter in en sommeerde de advocaat op te houden met klikken en wippen. Ik ging verder met mijn pleidooi en kwam uiteindelijk aan bij de videobeelden.
Het gaf een enorme kick om te zeggen: “Er is gisteren nog iets voorgevallen in de flat. Ik heb het niet meer als productie kunnen inbrengen, maar als de rechtbank het toestaat, kunnen we nu naar de beelden kijken.” De tegenpartij werd uiteraard volkomen overrompeld door deze wending. De advocaat maakte bezwaar, maar de rechter stond de beelden toch toe.
Toen in de eerste minuten alleen een schim te zien was, vroeg de rechter aan één van de onderhuurders of hij dat was. Deze ontkende stellig, tot de vernieler vlak daarna vol in beeld kwam. Het was volstrekt duidelijk dat het wel degelijk om de onderhuurder ging. Er ontstond direct reuring in de zaal en ik kon een triomfantelijke glimlach gelukkig net onderdrukken. Vrij snel daarna was de zitting afgelopen en stormde de advocaat met zijn cliënten de zaal uit. Dat was het laatste wat ik van hem heb gezien.
Tot mijn grote vreugde oordeelde de rechter later inderdaad dat de woning ontruimd moest worden. Van de woningcorporatie, die blij was dat zij hiermee een krachtig signaal af kon geven aan haar huurders, ontving ik een grote bos bloemen.”
De evaluatie
“Inmiddels heb ik ruim tien jaar ervaring, maar ik onderschat nooit mijn wederpartij. Ook al ben je een doorgewinterde procestijger en sta je tegenover een beginnende stagiaire: een uitgemaakte zaak is het nooit.
Wat me ook is bijgebleven: de onprofessionele houding van de advocaat van de huurder, en welk effect dat op mij en de rechter had. Ik werd er alleen maar strijdlustiger door. En de rechter raakte zichtbaar geïrriteerd. Ik ben ervan overtuigd dat je met redelijkheid het verste komt en je cliënt het beste helpt. Natuurlijk sta ik wel op mijn strepen als het erop aankomt, maar mijn toon blijft vriendelijk. Als stagiaires hulp vragen bij het opstellen van een e-mail zeg ik dus ook altijd: ‘Zacht op de relatie, hard op de inhoud. En geen capslock!’”