Advocaat Otto Volgenant trok maandenlang met zijn gezin door Azië. In Indonesië, Cambodja en Vietnam ging hij terug in de tijd. Eenmaal terug in Nederland zag hij zijn toekomst in een ander perspectief. ‘Ik besefte dat ik als advocaat de mogelijkheid heb om iets te doen aan onrecht, waar ook ter wereld.’
Door Patricia Jacob
‘Als advocaat ben je altijd met tijd bezig. Op elk moment van de dag weet ik precies hoe laat het is en wanneer ik wat moet doen. Ik vroeg me af hoe het zou zijn om een paar maanden in een andere cultuur, in een ander ritme te leven. Bij Kennedy Van der Laan – waar ik toen zat – konden de partners om de beurt op sabbatical. Mijn vrouw is strategie- en marketingconsultant en kon tussen haar opdrachten tijd vrijmaken.
Bovendien hadden onze kinderen de goede leeftijd, Micky was toen 5, Jesper was 4. Wij houden erg van reizen en dachten: dit is onze kans. In 2012 gingen we voor drieënhalve maand naar Zuid-Oost Azië. We werden aangetrokken door de vriendelijkheid van de mensen, de interessante cultuur, het lekkere eten en het goede klimaat.’
Angkor Wat
‘Onze reis begon in Singapore. Toen we daar aankwamen, voelde ik me ongelooflijk vrij: er lag een oceaan van tijd voor me. We hadden nauwelijks iets vastgelegd. Overal konden we zolang blijven als we wilden. Na Singapore vlogen we naar Sumatra. Vervolgens zijn we in Vietnam, Laos, Cambodja en Thailand geweest. Via Hong Kong zijn we teruggevlogen.
We sliepen de hele reis met z’n vieren in één kamer. Het was geweldig om zo veel tijd samen te zijn en zo veel te zien. Ik was erg onder de indruk van de omvang van Angkor Wat. Aan de grootste tempel van dit gigantische complex hebben 200.000 slaven dertig jaar gewerkt.
De villa’s aan de Cambodjaanse zuidkust, in Kep, herinner ik me ook nog goed. Ze waren ontworpen door Le Corbusier. Tijdens het regime van Pol Pot waren deze buitenverblijven van rijke Fransen grotendeels verwoest, maar je kunt de contouren nog zien. Ongelooflijk dat het nog maar zo kortgeleden was – van 1975 tot 1979 – dat de ene helft van de Cambodjaanse bevolking de andere uitmoordde.’
Jappenkamp
Ook indrukwekkend, maar dan op een andere manier: ons bezoek aan het ouderlijk huis van mijn schoonvader. Hij woonde in de buurt van Bindjei op Noord-Sumatra. Toen hij twee was, moest hij met zijn moeder naar een Jappenkamp. Na de oorlog is hij met de boot naar Nederland gekomen. Hij is nooit meer naar Indonesië teruggegaan. Maar hij herinnert zich nog wel de geuren van het land en het gevoel dat hij daar had. Wij hadden met hem afgesproken om de plekken van zijn jeugd te bezoeken en hem daarover te vertellen. Met enkel wat verhalen en wat vage fotootjes op zak gingen we op zoek naar zijn ouderlijk huis. Het leek wel een aflevering van Spoorloos. Uiteindelijk vonden we het huis. Een bijzonder idee dat hij daar had geleefd.
Daarna gingen we naar “zijn” kamp in Berestagi. Dat hier ooit een kamp was geweest, was nauwelijks te zien. Toen ik Jesper daar zag lopen, deed dit me wat. Toen zijn opa vier was, leefde hij hier in een kamp. Wat een contrast tussen de ongelukkige tijd die zijn opa hier had gehad en het vrije leven van Jesper!’
Easy Riders
‘Het grootste deel van onze reis hebben we in Vietnam doorgebracht. Een mooi land waar veel te doen is. De economie is sterk in ontwikkeling. Je ziet dat mensen hard werken om iets te bereiken. In buurland Laos voelde ik die spirit veel minder.
Een van de hoogtepunten van onze reis was de rit van Dalat in het oosten naar Hoi-An, een kuststad in Centraal-Vietnam. We hadden hiervoor twee gidsen met motorfietsen geregeld, de Easy Riders. Op elke motor een gids voorop, tussenin een kind en achterop een ouder met de rugzakken. In zes dagen volgden we de grens met Cambodja en Laos. Onderweg zwommen we in watervallen en bezochten we dorpjes van minorities.
Onze gidsen, Vietnamezen van begin zestig, hadden in de American War, zoals zij die noemen, gevochten aan de kant van Zuid-Vietnam. Ze vertelden dat er overal in het land monumenten zijn voor de overwinnaars, de communisten in het noorden, maar dat die er niet zijn voor de verliezers. Een van hen zei: “Ik wil je best onze kant van het verhaal vertellen, maar dan mag je dat verhaal niet op internet zetten met mijn naam erbij. Anders verlies ik misschien mijn licentie voor dit werk. De overheid wil niet dat ons verhaal wordt gehoord.”’
Mensenrechten
‘Door mijn gesprekken met de Easy Riders realiseerde ik me nog meer hoe slecht het in Vietnam is gesteld met de mensenrechten. Mensen voelen zich niet vrij om te zeggen wat zij denken, onafhankelijke media ontbreken. Vietnam is een heerlijk land voor toeristen, maar bungelt onderaan de internationale lijst van persvrijheid.
In mijn werk hield ik me al bezig met Nederlandse mensenrechten – persvrijheid, bronbescherming, privacy – maar sinds ik terug ben uit Azië, houd ik me ook bezig met internationale mensenrechtenschendingen. Dat doe ik als vrijwilliger voor Advocaten voor Advocaten. Ik richt me daarbij vooral op Vietnam. De overheid van dat land maakt het voor bepaalde advocaten onmogelijk om hun werk te doen, zoals bij Le Quoc Quan, een Vietnamese mensenrechtenadvocaat. Le Quoc Quan publiceert regelmatig over het gebrek aan democratie in zijn land. Hij heeft twee keer lange tijd in de gevangenis gezeten, onlangs nog voor tweeënhalf jaar. Hij mag het land niet uit, is van het tableau geschrapt en staat onder constante surveillance.
Samen met Advocaten voor Advocaten probeer ik zijn situatie en die van zijn collega’s te verbeteren. Bijvoorbeeld door brieven te schrijven aan de Vietnamese autoriteiten en zaken te bepleiten bij de Human Rights Council in Genève. Ik heb regelmatig contact met hem, per email en via skype. Keer op keer horen we dat de aandacht van buitenlandse organisaties voor hem en zijn familie heel belangrijk is. Ze voelen zich gesteund en ook een beetje beschermd tegen de overheid. Door mijn reis besefte ik nog meer hoe bevoorrecht wij hier in Nederland zijn en dat ik als advocaat de mogelijkheid heb om iets te doen aan onrecht waar ook ter wereld.’
Meer over de reis van Volgenant en zijn gezin
Otto Volgenant is partner bij Boekx Advocaten in Amsterdam. Hij houdt zich bezig met zaken op onder meer het gebied van privacy en media-, intellectueel eigendoms- en entertainmentrecht.
Auteur Patricia Jacob begon in 1996 als advocaat bij Andersen Legal. Ze stapte in 2000 over naar Vroom & Dreesman, waar ze aan de slag ging als legal counsel. Daarna stapte ze over naar de journalistiek: eerst bij Quote, later maakte ze de juristenglossy Legal Stuff, uitgegeven door het Rotterdamse PureLegal (executive counseling en executive search). Thans werkt Jacob als zelfstandig journalist en copywriter.