Het onlangs gepubliceerde Belastingplan 2010 zou fiscale belemmeringen voor de overname van ondernemingen moeten wegnemen. Maar op basis van het huidige wetsvoorstel wordt het probleem niet opgelost maar eerder versterkt.
Door Tom van Baaren en Jaap van der Meulen
Sinds 1997 bestaat een vrijstelling voor de schenking van ondernemingsvermogen. Het voornemen is om deze vrijstelling te verhogen tot 90%. Maar probleem bij schenking is dat de schenker een aanmerkelijk belangheffing krijgt tegen een tarief van 25%. Hierdoor kunnen alleen belastingplichtigen die over voldoende liquide middelen beschikken de vrijstelling toepassen.
In de praktijk vindt een bedrijfsoverdracht van een onderneming in bv-vorm vaak plaats via overdracht van de werkmaatschappij. De holding van vader verkoopt dan de aandelen van de werkmaatschappij aan de holding van de zoon voor een zakelijke prijs. De schenking vindt plaats in de vorm van een – gedeeltelijke – kwijtschelding van de koopsom. Deze vorm van schenking komt voor de vrijstelling van schenkingsrecht in aanmerking.
Het probleem is dat de kwijtschelding als een dividend van de holding aan vader wordt gezien die bij hem wordt belast. De aankondiging van staatssecretaris Jan Kees de Jager van Financiën afgelopen april deed vermoeden dat dit probleem zou worden opgelost. In het huidige wetsvoorstel wordt echter een dergelijke schenking niet gefaciliteerd. Er wordt namelijk slechts een faciliteit gegeven als de aandelen in de holding van de vader worden geschonken. Als de staatssecretaris zijn belofte waar wil maken, moet hij het wetsvoorstel zodanig aanpassen dat de gangbare praktijk gefaciliteerd wordt. Dat betekent dat ook bij overdracht van de werkmaatschappij de inkomstenbelastingclaim kan worden doorgeschoven.
Een ander probleem vormen de voorwaarden die gesteld worden. Het ligt voor de hand om dezelfde voorwaarden te hanteren als voor de vrijstelling van het schenkingsrecht. Op dit moment is echter voorgesteld dat de opvolger voorafgaande aan de overname bestuurder van de besloten vennootschap moet zijn. In de praktijk is dit niet het geval en is de opvolger vaak alleen maar werkzaam in de onderneming. Daarnaast worden bij grotere familiebedrijven vaak meerdere kinderen aandeelhouder, maar zijn zij niet allemaal werkzaam in de onderneming. Ook deze voorwaarde moet dan ook worden geschrapt.
Nu kan de inkomstenbelastingclaim op bv-aandelen bij overlijden worden doorgeschoven naar de erfgenamen. In het wetsvoorstel wordt dit beperkt tot bv’s waarin een materiële onderneming wordt gedreven. Dat betekent dat bij beleggings-bv’s waarin onroerend goed zit, moet worden afgerekend, ook al zijn er geen liquide middelen aanwezig om de belasting te betalen.
Deze maatregel zal op termijn veel belastinginkomsten opleveren, maar is ook een stimulans voor fiscaal geïndiceerd vertrek uit Nederland. Een aanpassing van het wetsvoorstel richting praktijk ligt voor de hand. Als dit achterwege blijft, raakt het familiebedrijf van de regen in de drup.
Mr. J.D. van der Meulen Fb en mr. T.A. van Baaren Fb zijn directeur respectievelijk senior belastingadviseur bij Accon avm belastingadviseurs in Zutphen.
Dit bericht verscheen eerder in Het Financieele Dagblad