Minister van Financiën Wouter Bos en de andere financiële toezichthouders hebben juist gehandeld bij de overname van ABN Amro. Dit concludeert advocatenkantoor Loyens & Loeff in een onderzoek naar de overname van ABN Amro en het bod van Barclays.
Uit het onderzoek blijkt onder meer dat De Nederlandsche Bank (DNB) en de minister van Financiën een verschillende uitleg gaven aan de ‘financiële stabiliteitstoets’. Ook concluderen onderzoekers Kitty Lieverse en Peter Corten dat Wouter Bos het belang van werkgelegenheid geen reden vind om een overname tegen te gaan.
De Tweede Kamer had gevraagd om het onderzoek, omdat er twijfels waren over het toezicht van de minister van Financiën, de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Autoriteit Financiële Markten. Hiervoor is Loyens & Loeff ingeschakeld, ongeveer het enige advocatenkantoor van Nederland dat niet betrokken was bij de overname van ABN Amro.
De ‘financiële stabiliteitstoets’ is de enige toets waar de minister van Financiën zelf het oordeel moet vellen. De overige toetsen liggen op het bordje van de DNB. De stabiliteitstoets is gericht op de vraag of het verlenen van een ‘verklaring van geen bezwaar´ (vvgb) een ongewenst resultaat heeft op de financiële sector. Wouter Bos heeft het criterium aan de wetgeschiedenis getoetst, terwijl DNB “zich in de advisering niet beperkt tot een interpretatie op basis van de wetgeschiedenis. DNB heeft een toetsing uitgevoerd vanuit een breder, meer risicogeoriënteerd en economisch perspectief”. Desondanks trokken de minister en DNB dezelfde conclusie.
Werkgelegenheid onbelangrijk bij overname
Uit het rapport blijkt ook dat Wouter Bos de (mogelijke) wens van partijen om een buitenlandse overname te voorkomen en de mogelijke gevolgen voor werkgelegenheid in Nederland niet meenam in het besluit om wel of geen vvgb te verlenen.
De eindconclusie van het rapport is dat de betrokken toezichthouders – AFM, DNB en de minister van Financiën – de beschikbare toezichtinstrumenten op de juiste wijze hebben toegepast.