DAS Rechtsbijstand moet een schadevergoeding van bijna 115.000 euro betalen aan een voormalig docent wegens nalatigheid en fouten in de advisering. Dit heeft de rechtbank Amsterdam op 29 november beslist, onderstrepend dat DAS in de rechtsbijstand aan deze cliënt op alle mogelijke fronten de mist in is gegaan.
De docent was werkzaam bij een hogeschool in Rotterdam. Hij deed in juni 2014 een beroep op zijn rechtsbijstandverzekering bij DAS toen de school hem schorste omdat hij eerstejaars deeltijdstudenten tips had gegeven over een tentamen criminologie. Uiteindelijk werd per 1 mei 2015 zijn dienstverband beëindigd, zonder enige ontslagvergoeding.
De leraar, begin zestig, wilde aanvankelijk wel een flinke ontslagvergoeding van vier jaarsalarissen afdwingen. De juristen van DAS stuurden echter aan op een schikking met een veel lagere vertrekpremie, waar de docent in meeging. Hij ging akkoord met het recht op WW en een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering van ruim 11.000 euro.
Een maand later stapt de ex-leraar alsnog naar de rechter, omdat DAS volgens hem ernstig tekort is geschoten. De docent stelt tegenover de rechtbank dat hij zich aan zijn lot voelt overgelaten door de DAS-juristen. Die waren volgens hem amper kritisch tegenover zijn werkgever. Zij zouden de docent bovendien meermaals onjuist en onvolledig hebben geïnformeerd over zijn kansen en de risico’s. Daarbij had DAS hem ervan moeten weerhouden akkoord te gaan met het ontslag op de voorwaarden van zijn voormalige werkgever.
Ernstig onvolledig advies
DAS werpt tegen dat de docent al voor zijn ontslag duidelijk was voorgehouden ‘dat hij de schijn tegen had’ in het hele verhaal. De ‘schijn tegen hebben’ is echter geen geldig argument om een werknemer te ontslaan. De e-mail waarin dit staat is volgens de rechtbank bovendien een ‘ernstig onvolledig advies’, aangezien ‘alle mogelijke scenario’s en uitkomsten met de nodige onderbouwing om de cliënt adequaat en concreet over alle mogelijkheden te adviseren’, ontbreken. En ‘dat is wel wat men van een rechtsbijstandsverlener mag verwachten’.
Verder maakte DAS andere inhoudelijke fouten in de advisering. Zo is de stelling van een van de juristen, dat er in een ontbindingsprocedure alleen vergoedingen worden toegekend bij verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever, onjuist. Ook lieten de onvoldoende kritische juristen na om verdere onderbouwing van de verwijten aan de docent en diens personeelsdossier op te vragen bij de werkgever. Die verdere verdieping in de stukken kon altijd nog als er geprocedeerd zou worden, aldus DAS, maar zover kwam het niet.
‘Aldus heeft DAS het initiatief uit handen gegeven, waardoor namens [werkgever] zonder enige tegenspraak van tevoren een ontslagvoornemen kon worden geuit en een eerste voorstel tot beëindiging van het dienstverband kon worden gedaan,’ concludeert de rechtbank. ‘Dat is niet altijd te voorkomen, maar een bekwaam rechtshulpverlener moet in het belang van zijn cliënt alles in het werk stellen om het voortouw en het initiatief aan zich te houden om voor zijn cliënt tot een zo gunstig mogelijk resultaat te komen. Daarvan is hier allerminst gebleken. [eiser] stelt dus terecht dat DAS hem aan zijn lot heeft overgelaten.’
Dit alles – en meer – leidt er volgens de rechtbank toe dat DAS aansprakelijk is voor de door de docent geleden schade. Die komt na het nodige rekenwerk van de rechtbank neer op een kleine 115.000 euro, het bedrag dat hij vanaf 1 mei 2015 zou hebben ontvangen als loon of ontslagvergoeding. DAS Rechtsbijstand laat desgevraagd weten in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.