“Zet dat er maar niet in,” vroeg de jonge advocate, nadat ik net meer uitleg had gekregen over de bewust gekunstelde term waarmee ze haar juridische specialisme even daarvoor omschreef. De bleke wangen werden wat rood. Ze schaamde zich voor de belastingontwijkingsconstructies die ze had helpen opzetten bij een groot oer-Hollands advocatenkantoor.
Door Juriaan Mensch
Maar alles was natuurlijk 100% legaal. Zoals een growshop zich verhoudt tot de wietkweker, zo verhoudt de advocaat zich tot de belastingontduiker. Ethisch gezien kun je er vraagtekens bij zetten, maar het mag, dus kom je ermee weg.
Maar hoelang nog?
“While examples of the offshore industry enabling dictators, terrorists and drug cartels will (rightly) capture much of the attention, it would be a shame if other miscreants escape. The global industry of service providers, which sell financial secrecy to those who can afford it, have in some cases done more than just feast on poorly designed tax policies,” aldus The Economist vorige week in reactie op de Panama Papers.
Gaat de geschiedenis zich herhalen? Komt die global industry of service providers, waartoe de advocatuur behoort, er weer mee weg?
Weer, want advocaten zijn nooit collectief aangesproken op hun rol bij het ontstaan van de financiële crisis en het ontwikkelen en op de markt brengen van bedenkelijke financiële innovaties. Er is nooit serieus gekeken naar de relatie met de eigen (maatschappelijke) verantwoordelijkheid.
Dat hoefde immers niet, want alles gebeurde toch binnen de grenzen van de wet? Maar de angst die men destijds had voor de publieke opinie vertelde een ander verhaal. Pas jaren later durft men af en toe iets te zeggen.
Neem de woorden die Jaap Winter, VU prof en oud-partner bij De Brauw in januari van dit jaar uitsprak over de rol van juristen (en die van hemzelf) bij het ontstaan van de financiële crisis:
“Wij juristen bleven buiten schot, maar waar was onze integriteit? Wat hebben wij werkelijk gedaan om de problemen te voorkomen? Te weinig, mezelf inbegrepen. […] rechtsbeoefenaren moeten oog hebben voor de gevolgen van hun handelen. Vraag dus niet alleen of iets binnen de regels kan, vraag ook of het moreel kan.”
En:
“Als we alleen kijken of iets juridisch kan, zonder oog voor de maatschappelijke consequenties, dan falen we als juristen.”
Destijds moesten woorden van deze strekking vooral onuitgesproken blijven. Overnamekoning Jan Louis Burggraaf (A&O) riep de orde zelfs openlijk op om reflectie op die rol “vooral binnenskamers te houden, want anders lokken we alleen maar discussie over onszelf uit”.
Burggraaf vond destijds een luisterend oor bij de voormalig algemeen deken Jan Loorbach (NautaDutilh). Onder zijn leiding werd het “onderzoek” een halfslachtig keuvelpartijtje. Dat vond plaats achter gesloten deuren met M&A advocaten (de verkeerde mensen) van enkele grote kantoren, waaronder Burggraaf natuurlijk. De uitkomst stond vooraf al vast.
Doorlopen mensen, niks aan de hand…
En zo geschiedde, geen discussie. De opvatting van de maatschappelijke verantwoordelijkheid werd gemakzuchtig en nauw opgevat. De belofte van een scheutje extra ethiek bij de opleiding van de jonkies en ta-dah! – probleem opgelost.
Maar hoelang kun je jezelf als beroepsgroep, orde en je kernwaarden als integriteit serieus blijven nemen als je weer eens potsierlijk staat te protesteren op het Haagse Plein, jeremiërend dat de toegang tot het recht in gevaar komt omdat er bezuinigd moet worden op de gefinancierde rechtshulp, terwijl je weet dat je vakgenoten de rijken en bedrijven helpen om belasting te ontwijken? Dezelfde belasting waarvan die rechtshulp betaald wordt.
Mooi dat de publicatie van de Panama Papers praktisch samenvalt met de start van de herziening van de huidige gedragsregels. Het toeval wil dat de commissie die deze taak heeft gekregen onder leiding staat van dezelfde Jan Loorbach.
Hoe gaan we die gedragsregels omkatten? Aan de hand van echte casussen en lessen, mede getrokken uit de kredietcrisis of straks de Panama Papers? Naar wie gaan we ditmaal luisteren? Weer naar de Burggraafs van deze wereld? Komen niet-essentiële bezigheden voor een advocaat aan bod, zoals het lobbyen? Komt daar een tekst in met de strekking van Winter’s woorden: juridisch mag het, maar doe het niet als het moreel bedenkelijk is?
Dat lijkt me een goed idee. Want een advocaat heeft een zekere positie en voorrechten toegekend gekregen. Van deze positie dient hij op een zodanige wijze gebruik te maken, dat zij een goede rechtsbedeling bevordert. Bij die goede rechtsbedeling zijn niet alleen de belangen van de cliënt betrokken, maar ook het openbaar belang. Een goede beroepsuitoefening is een openbaar belang.
Hiermee correspondeert dat de advocaat van de hem toegekende positie en voorrechten op de juiste wijze gebruik maakt, niet alleen, en zelfs niet in de eerste plaats, omdat die positie en die voorrechten door een onjuist gebruik in gevaar kunnen worden gebracht, doch omdat die een maatschappelijke opdracht vertegenwoordigen.
Deze laatste twee alinea’s zijn niet van mij maar komen letterlijk uit de huidige gedragsregels. Ze hebben niks aan actualiteit ingeboet, lijkt me.
Veel succes met het omkatten van de regels, Jan. En een beetje doorpakken ditmaal, want anders pakken ze die voorrechten straks van jou en je vakgenoten af.
Over advocaten en de crisis maakten we eerder deze uitzending voor Advocatie TV: