Dus een advocaat mag mij als journalist dicteren wat ik moet opschrijven in een artikel? Een advocaat heeft het recht te eisen dat ik een woord als ‘schimmig’ verwijder, ook al heeft hij dat woord in de mond genomen? En de kwalificatie ‘schimmig’ is niet toegestaan, maar ‘niet transparant’ wél? Volgens mij is niet transparant meestal behoorlijk schimmig.
Door Lucien Wopereis
De uitspraak van de raad van discipline over de advocaat die zich negatief uitliet over de wederpartij, een bewindvoerder (een “schimmig bedrijf”, aldus de advocaat in de krant), heeft inmiddels een aantal reacties uitgelokt. Trudeke Sillevis Smit vroeg zich op de website van het Advocatenblad af of kwesties als deze het waard zijn ‘een algemene regel te formuleren die het werk van journalisten bemoeilijkt en daardoor de vrijheid van meningsuiting kan hinderen’. Matthijs Kaaks verwees in het deze week verschenen Advocatenblad de beslissing enigszins vergoelijkend naar de ‘brocanterie van de balie’.
Misschien is vergoelijken maar beter dan je er boos over maken. Want het is een rare beslissing die in hoger beroep toch geen stand houdt. Als er tenminste hoger beroep is ingesteld. Dat is op het moment van dit schrijven nog niet transparant.
Laten we beginnen met de kennelijke veronderstelling dat een advocaat die vooraf inzage krijgt in een artikel ook per definitie het recht heeft om dat artikel op de door hem gewenste wijze te wijzigen.
Journalisten geven voor publicatie soms inzage, en geïnterviewden mogen dat uiteraard ook eisen. ‘Ik wil best meewerken, maar dan wil ik het van tevoren lezen.’ Het is een vaak gehoorde, en legitieme voorwaarde. De journalist kan weigeren, maar dan krijgt hij de betreffende persoon niet te spreken.
Inzage vooraf is echter heel wat anders dan het recht om het stuk vervolgens ook te wijzigen. Dat laatste is namelijk een kwestie van onderhandelen tussen de journalist en de geïnterviewde. Acht de geïnterviewde zich uiteindelijk belazerd door de journalist omdat er woorden in de krant verschijnen die hij niet heeft gebezigd, dan staan hem wegen open, bijvoorbeeld naar de Raad voor de Journalistiek of de burgerlijke rechter.
De vanzelfsprekendheid – of zelfs arrogantie – waarmee de raad van discipline doet voorkomen dat de geïnterviewde advocaat het op dit punt in zijn eentje voor het zeggen heeft, is ergerniswekkend. Bijvoorbeeld deze passage: ‘Het was immers van het grootste belang dat zijn woorden juist en zonder voor klaagster mogelijk schadelijke aandikking of iets dergelijks in de krant zouden komen. Omdat verweerder niet voldoende voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat het bedrijf van klaagster werd omschreven als een schimmig bedrijf is hij jegens klaagster tekort geschoten ook als de krant hem niet juist zou hebben geciteerd.’ De advocaat heeft volgens de raad kennelijk een onbezoldigde nevenfunctie als eindredacteur van de krant.
Wat ik ook vreemd vind: eerst stelt de raad dat het gebrek aan ervaring van de advocaat in de omgang met de media niets afdoet aan de ernst van de tuchtrechtelijk verwijtbare kwalificatie schimmig, maar vervolgens is dat gebrek aan ervaring wel medebepalend voor de strafmaat. ‘Verweerder had naar zijn zeggen geen of nauwelijks ervaring in de omgang met publiciteit. Van het enige gegronde klachtenonderdeel moet de ‘lichtste’ variant worden aangehouden, die waarin deze uitlating zo in de krant is gekomen omdat verweerder geen inzage vooraf had bedongen.’
Dus: het feit dat u dronken was doet niets af aan de ernst van het strafbare feit. Maar u krijgt minder straf, want u was dronken. Schimmig.
Klik hier voor het bericht over de beslissing van de Raad van Discipline