Een ruim jaar geleden schreef ik er al over op deze plaats: kwaliteitstoetsen. Per e-mail van 12 juli jl. schreef de Orde alle advocaten dat ze werkt aan een systeem van kwaliteitstoetsen. De orde ‘wil bevorderen dat de advocaat inzicht in en feedback krijgt op zijn handelen en waar nodig kan verbeteren’. Een staaltje apekool van de eerste kwaliteit.
Door Georg van Daal, advocaat te Den Haag
In de herziene Advocatenwet komt namelijk een nieuw artikel 26. Dat zou eerst op 1 januari 2016 in werking treden, nu staat dat voor 1 januari 2017 in de agenda. Het eerste lid van dit aanstaande wetsartikel luidt: ‘De algemene raad is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen bij advocaten. De kwaliteitstoetsen worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen door de algemene raad’.
De Orde wil dus eigenlijk helemaal niks op dit gebied. De Orde wordt in de nek gehijgd door een verplichting die de advocatenhaters van Veiligheid & Justitie hebben verzonnen. Kwaliteitstoetsen door aangewezen deskundigen moeten het worden. Wat doet de Orde? Die doet net of ze dit zelf heeft verzonnen, en wil. Maar dat is evident onwaar. En de spindoctors aan de Haagse Neuhuyskade spinnen verder.
Wijzen ze conform de aanstaande wettelijke verplichting deskundigen aan die kwaliteit gaan toetsen? Nee hoor. Blijkens de berichtgeving op de website van de Orde gaan we de kwaliteit van advocaten toetsen door ‘gestructureerde feedback’. Anders dan de regelneven van de Orde – en ik – heeft u uw tijd natuurlijk het afgelopen decennium niet verspild aan het gekakel over dit fenomeen. U had betere dingen te doen als advocaat.
Dat is jammer en helaas bent u nu te laat, de ontwikkelingen halen u in. Iedere advocaat gaat namelijk verplicht worden acht uren per jaar geformaliseerd deel te nemen aan één van de drie vormen van gestructureerde feedback: intervisie, peer review of gestructureerd intercollegiaal overleg. Dat alles in het kader van de “kwaliteitstoetsing”, vanzelfsprekend.
Kennelijk is het niet in de ambtenarenkoppen van de politici en functionarissen van de Orde te rammen wat intervisie ook al weer is, en dat willekeurig welke vorm van de door de orde genoemde gestructureerde feedback geen toets van kwaliteit is. De kwaliteit van melk of gietijzer is te toetsen aan de hand van objectieve criteria. Wil je de kwaliteit van advocatenwerk toetsen, dan begeef je je op glad ijs.
Dat neemt niet weg dat ook de kwaliteit van advocaten niet te toetsen is zonder normering daarvan. Maar daar gaan we via gestructureerde feedback met een enorme U-bocht omheen. De peer review in de vorm van een externe dossiertoetsing komt wellicht nog het dichtst in de buurt van de wettelijke verplichting, maar blijft daar bij gebreke aan normering en aangewezen deskundigen toch nog ver vandaan. Alle drie de vormen die de Orde voorstaat beogen geen toetsing van de kwaliteit, maar verbetering daarvan. En laat dat nou net niet in de aanstaande wet staan. Die wet verlangt toetsing van kwaliteit door deskundigen. Het systeem dat de Orde voorstaat is qua toetsing van kwaliteit echter, wederom, apekool.
Maar ze kunnen nóg beter apekolen en spindoctoren, daar bij de Orde. In de berichtgeving heet het streng dat deze verplichting náást de andere verplichtingen komt te staan. Denk daarbij aan de verplichting tot het behalen van opleidingspunten. Maar ook hier stuiten we op apekool van topkwaliteit. Want wie zich laat verplichten tot intervisie (wat de kern van intervisie, vrijwilligheid, meteen uit het water schiet) of peer review, krijgt voor de acht uren die daar per jaar verplicht aan moeten worden besteed wel degelijk meteen opleidingspunten. Wie intercollegiaal wil overleggen krijgt die punten níet. Daarmee beoogt de Orde natuurlijk keuzes voor intervisie en peer review af te dwingen, en heeft zij wederom een loei van een leugen gedebiteerd. Voor wie interviseert, komt dat dan namelijk helemaal niet naast de opleidingsverplichting, maar wel degelijk in plaats van een groot deel daarvan.
De deelnemers aan gestructureerde feedback moeten elkaar over hun zaken vertellen. En, nog even los van wat de gemiddelde cliënt daarvan vindt, hoe zit het dan met de geheimhouding? Daar moeten diezelfde deelnemers ‘regels’ voor vaststellen, aldus de Orde. Die deelnemers zijn echter geen deskundigen in de zin van het aanstaande artikel 26. Deelnemen aan gestructureerde feedback kwalificeert evenmin als het voor een cliënt werken als advocaat. Wat je onderling ook afspreekt als deelnemer, het geeft je geen verschoningsrecht. Mocht u als advocaat dus worden bevraagd bij een rechter over wat u in uw intervisiegroepje is verteld door niet-kantoorgenoten, dan zult u daarover naar waarheid moeten verklaren.
Petje af voor de Orde. Het advocatenklapvee is weer heel deskundig voorgelogen. Zouden ze daar onderling nou toetsingssystemen voor hebben, die zelfstandige bestuursorganen, wie dat het beste kan?