Kom op zeg, jaarcijfers, die kun je toch wel aan de deken sturen zonder precies te weten waar het voor nodig is? Twee advocaten ergens in het ressort Arnhem/Leeuwarden vonden van niet, en kregen vorige week van de tuchtrechter gelijk. Arme dekens, ze moeten zo nodig iedereen achter de vodden zitten, en dan krijgen ze bij de tuchtrechter de kous op de kop. Maar ja: het leven is hard, en dan ga je dood.
Door Trudeke Sillevis Smitt
Al kan dat laatste even duren. In het tv-programma Zomergasten konden we van de Britse wetenschapper Aubrey de Grey horen dat we binnenkort wel duizend jaar kunnen worden. Duizend! In mijn omgeving werden sommigen wildenthousiast, levendiger zelfs dan ik ze ooit had gezien. Alsof ze dagelijks gebukt gaan onder het besef spoedig het loodje te leggen. Zelf word ik al levensmoe bij de gedachte alles tig keer voorbij te zien komen…
Zelfs bij een veel kortere looptijd zie je de slingers al heen en weer gaan, zoals tussen toezicht en vertrouwen. De afgelopen jaren was toezicht dé oplossing voor alles wat er mis ging in de advocatuur. Staatssecretaris Teeven siste zo dreigend sssstaatsssssstoezicht, ssssstaatssstoezicht, dat de Orde niet wist hoe snel ze zelf met een systeem moesten komen waarin de dekens vooral strenge opzichters werden. Hun vaderlijke raadgeversrol verwaterde, hoe hard Docters van Leeuwen, die de boel in kaart bracht en aanbevelingen deed, ook beweerde dat het allemaal prima samen kon gaan.
Van een systeem dat was gebaseerd op vertrouwen – van de mensen in de advocaat, van advocaten in de deken, van de politiek in de advocatuur – is de advocatuur terecht gekomen in een systeem van toezicht en controle. En dat zag je terug bij de tuchtrechter.
Dekens kregen ruim baan bij hun zoektocht naar de falende advocaat. Rotterdamse advocaten verzetten zich tevergeefs tegen de in 2013 ingevoerde dekenbezoeken. Een Limburgse advocaat moest financiële gegevens van zijn echtgenote aan de deken overhandigen – haar recht op privacy moest wijken om de financiële misère van de advocaat in kaart te brengen. De mogelijkheden van Gedragsregel 37 leken onbegrensd.
Maar nu is er dan een voorzichtig teken dat de slinger weer de andere kant op gaat. De raad van discipline vond nog dat mr. X zijn jaarcijfers moest overhandigen in het kader van ‘risicogestuurd toezicht’, gericht op kantoren die door de bezuinigingen op de gefinancierde rechtshulp in de problemen zouden kunnen komen. Maar het Hof van Discipline oordeelde dat het toezicht in dit geval ‘niet kenbaar met voldoende waarborgen was omkleed’, en dat het ook onvoldoende door de deken was toegelicht.
Nu was het ook wel een beetje gekke casus: het beleid, voor zover wél bekend, was gericht op advocaten met meer dan 51 (waarom 51?) toevoegingen per jaar waarover de Raad voor Rechtsbijstand ‘a-specifieke signalen’ (wat zijn dat?) had afgegeven, maar er waren in dit geval geen a-specifieke signalen. En de deken was naar de tuchtrechter gestapt terwijl de discussie met de advocaten nog gaande was.
Een overijverige deken dus? Of had hij speciaal deze advocaten in het vizier? In ongezellige, wantrouwige tijden is er al snel die achterdocht. Zelfs het Hof van Discipline lijkt daarvan niet helemaal vrij – terloops wordt in beide zaken gezegd dat mr. X ‘kennelijk een kritisch lid van de orde’ was.
De tuchtrechter plaatst de boel weer in perspectief. Voor hem zijn de gedragsregels slechts een richtsnoer, de wet is leidend. En die eist consistent en zichtbaar beleid dat voldoet aan het gelijkheids- en zorgvuldigheidsbeginsel.
Laat maar gaan, die slinger! Die duizend jaar haal ik toch niet.