Was je vroeger een wat afwijkende vrouw met een bovengemiddelde interesse in kruidenbrouwsels, dan was dat linke soep. Een beschuldiging van hekserij was zo gedaan. En in een heksengericht moest je dan maar het bewijs uit het ongerijmde leveren dat je géén heks was. Daarbij waren de bewijsmiddelen overigens wel zo ingericht dat je ofwel een heks bleek, ofwel onschuldig, maar dat je in het laatste geval meestal overleed aan de gevolgen van de bewijsmethodiek. Opgeruimd stond maar netjes.
Door Georg van Daal, advocaat in Den Haag
Onze steeds onbetrouwbaarder overheid heeft kennelijk grote heimwee naar dergelijke heksengerichten. Het moet u zijn opgevallen dat genuanceerd formulerende verstandige lieden in veel geschriften beschaafd – maar altijd tevergeefs – onder de aandacht brengen dat de overheid zich toch aan de eigen regels moet houden en langs rechtstatelijke lijnen moet opereren. Wellicht viel u ook de aanleiding daarvoor op. Vele vertegenwoordigers van allerlei overheden en vele politici beschouwen namelijk de wet en rechtstatelijke beginselen juist als hinderlijke obstakels bij het implementeren van hun waan van de dag, en schromen niet daarnaar te handelen.
Maar politici en overheden hebben behalve het met voeten treden van de wet nóg een fijne methode. Als de wet zo hinderlijk is, dan maken we toch regels die onze doelen wél dienen, van de soort waar ze zich in Venezuela en Noord-Korea niet voor zouden schamen, en dan houden we ons dáár toch aan? Steeds vaker zie ik voorbeelden van regels die met terugwerkende kracht worden ingevoerd, waardoor de rechtszekerheid verdwijnt, of die bewust door obscure procedures worden gemoffeld. Prinsjesdag is het ideale moment om in strijd met de adviezen van de Raad van State en zonder dat het systeem van consultatie moet worden toegepast wetjes – en dan vooral belastingwetjes – erdoorheen te moffelen.
Zo ook in de op 19 september jongstleden aan de begroting gekoppelde voorstellen, verwoord in de ‘Overige Fiscale Maatregelen 2018’. Daarin staat ad hoc regelgeving, die aanvullingen doet op aanvullende ad hoc regelgeving die er op eerdere Prinsjesdagen al doorheen was gerommeld. Ik heb het hier over ingewikkelde materie, die weinig mensen raakt en waarvan ik durf te wedden dat maximaal twee Kamerleden daar wellicht een beetje zicht op hebben.
Het betreft het unieke Nederlandse verschijnsel van het bodem(voor)recht. Dit ‘recht’ komt erop neer dat na belastingbeslag of na faillissement de opbrengst van de inventaris en machines van een belastingschuldige – ook wel bodemzaken genoemd – voor de fiscus is, ook als die spullen van bepaalde derden zijn en ook als de spullen stil zijn verpand aan een financier. Na faillissement loopt dat over de boedel en daardoor is het een van de weinige nog bestaande financieringslijntjes voor curatoren. Die zijn er dus erg blij mee. Vroeger golden vergelijkbare regelingen ook in andere landen, maar voor zover ik weet hebben alle beschaafde landen het afgeschaft.
Nu is het zo dat lieden zoals ik ooit allerlei constructies verzonnen, waardoor de fiscus en dus ook curatoren naast de opbrengst van de bodemzaken grepen. Daar kun je trouwens ook van alles van vinden. Hoe dan ook, in eerder tot chagrijn van bijvoorbeeld de Raad van State langs de beproefde moffelmethode doorgedrukte invorderingsregeltjes, trachtte men dergelijke constructies onmogelijk te maken met methodes die natuurlijk vooral de good guys raken, omslachtig zijn en veel red tape en andere onzin kennen. Eigenlijk zijn alleen de curatoren hierdoor beter bediend, natuurlijk voor hun salaris. Maar ook dat eerdere knip- en plakwerk van onze wetgever bleek weer niet waterdicht.
Dus staat nu in het aan de nieuwe rijksbegroting geplakte wetsvoorstel dat als belastingschuldigen in strijd met het moffelwetje bodemzaken aan de grip van de fiscus en curatoren onttrekken, hun financiers de belastingschulden van die wegmakers moeten betalen. U leest het goed. De overheid wil invoeren dat als Jantje iets onwelgevalligs doet, Pietje voor straf de belastingschulden van Jantje moet betalen.
Daaraan ligt overigens de vast aan het gesundes Volksempfinden ontleende gedachte ten grondslag, dat als iemand spulletjes aan de grip van de fiscus en de curator heeft onttrokken, op de achtergrond zijn financier daar wel de hand in zal hebben gehad. Die financier krijgt overigens geen straf als hij bewijst dat van de verdwenen zaak of de opbrengst daarvan niets hem direct of indirect ten goede is gekomen. Dat bewijs uit het ongerijmde is per definitie onmogelijk. Denk aan het heksengericht.
Nu weet ik uit mijn praktijk dat het toch echt heel vaak voorkomt dat door financiële wanhoop gedreven lieden de gekste dingen doen. Bijvoorbeeld komt veel voor dat zij spullen verpatsen waarop pandrecht ligt of die eigenlijk eigendom zijn van een leasemaatschappij. Ze gaan met de opbrengst vandoor, juist zeer tegen de zin van hun financiers, die dan – net als de fiscus – naast de opbrengst grijpen. Maar die financiers krijgen nu dus straf voor iets waar ze vaak niets aan konden doen, niet aan hebben meegedaan en dat hen sowieso al schaadt. Dat natuurlijk tenzij ze een bewijs uit het ongerijmde leveren.
Hoe dan ook stijgen hun kosten hierdoor enorm, want de fiscus legt echt wel aanslagen aan hen op, waartegen ze zich dan weer met allerlei extra kosten en waarschijnlijk vaak vruchteloos moeten gaan verzetten. Dit is de doorgeslagen overheid, die ieder gevoel voor proportie en rechtsstatelijkheid heeft verloren.
Die overheid stimuleert hiermee ook wangedrag. Om zeker te zijn dat zijn financier zijn belastingschulden moet gaan betalen, hoeft een wegmoffelaar na het verpatsen van zaken namelijk slechts één Euro over te maken aan die financier, onder de vermelding ‘opbrengst bodemzaak’, en het is bingo voor hemzelf en de fiscus.
Niet alleen dat abstracte concept van de rechtstaat is hier het slachtoffer. U en ik zijn dat net zo goed. Want financiers hebben ook een Pavlov-mechanisme dat in werking treedt bij dit soort dingen. Ze maken financieren gewoon weer wat moeilijker, en rekenen de ellende gewoon door in de financieringskosten. Ondernemen wordt dus weer een stukje moeilijker door het nieuwste kanon waarmee de overheid op een spookmug schiet.