Wat jammer voor mensen die de nummering van de gedragsregels uit hun hoofd kenden. De Commissie Loorbach – die ze na 25 jaar onderhanden heeft genomen – stelt voor de indeling om te gooien. Dat is misschien wel het meest revolutionaire in het nieuwe ontwerp.
Door Trudeke Sillevis Smitt
Volgens de commissie zijn er minder regels, maar de toelichting compenseert dat aardig (erg fijn: veel jurisprudentie van de tuchtrechter, mits dat ook wordt bijgehouden, zoals de commissie de Orde aanbeveelt). En neem regel 1, dat bestond uit één elegante zin; nu zijn er vier leden over fatsoenlijke beroepsuitoefening. Maar ‘niet onbetamelijk’, is gelukkig gewoon ‘betamelijk’ geworden.
De regel dat confraternele correspondentie in beginsel vertrouwelijk is, verdwijnt, zoals was te verwachten. Je moet de wederpartij vooraf akkoord vragen om vertrouwelijke mededelingen te sturen, en je kunt die vertrouwelijkheid doorbreken als het belang van de cliënt dat ‘bepaaldelijk’ vordert, na overleg met de wederpartij en zo nodig de deken. Voor onderhandelen blijven de achterkamertjes gelukkig toegankelijk.
Een gekke regel heb ik altijd gevonden dat je tegen je eigen cliënt moet zwijgen als je de wederpartij vertrouwelijkheid toezegt. Mag je dat überhaupt afspreken? Maar die regel staat er weer in. Terwijl ik de regel dat je geen processtukken aan de pers mag geven, niet meer kon vinden. Over omgang met media kwam ik geen specifieke regels tegen, terwijl daar toch veel over te doen is. Zijn de gedragregels niet de ideale plek om de ijdele advocaat in te tomen?
En dan het provisieverbod. De tekst zelf is mooi simpel aangepast: een beloning voor het het aanbrengen van opdrachten is verboden, tenzij dit de vrijheid en onafhankelijkheid op geen enkele wijze in gevaar brengt. Maar de toelichting verwijst de advocaat naar de gedetailleerde regeltjes die de dekens onder het oude, ongeclausuleerde verbod in 2015 hadden uitgebracht. Dan ben je dus weer terug bij af.
Die dekenregels waren een krampachtige poging in de trant van ‘als je het maar geen provisie kunt noemen’ in plaats van ‘als het de onafhankelijkheid maar niet in gevaar brengt’. Wat maakt het uit of je meer dan het advertentietarief betaalt voor een steengoeie koppelsite? En heeft het invloed op je werk als je per lead betaalt aan een site die zich met de inhoud niet bezighoudt?
Potentiële cliënten moeten niet te horen krijgen: ‘gaat u vooral naar mr. X, dan wordt u uitstekend geholpen’, terwijl de aanbeveler eigenlijk bedoelt: ‘gaat u vooral naar mr. X, dan krijg ik uitstekend betaald’. Het verdienmodel moet transparant zijn. Dat lijkt me lastiger bij een accountant en een advocaat die elkaar met gesloten beurzen zaken toeschuiven.
Het gegoochel met tegenstrijdige belangen blijft ongeveer even ingewikkeld – veel uitzonderingen die je uitnodigen om die verleidelijke zaak op het randje toch maar te doen.
Fijn om duidelijkheid te hebben dat je je bij wijze van voorschot nog steeds niet in volbloedpaarden mag laten betalen, zoals uit een toelichting blijkt. Maar hoe het met gewone paarden zit, en koeien bijvoorbeeld, blijft in het ongewisse. Nou ja, voor alles geldt: het laatste woord is aan de tuchtrechter; voor hem zijn de gedragsregels slechts (een belangrijke) leidraad.
Ik zou nog wel een redigeerrondje op de formuleringen los willen laten. Overgenomen oude regels moeten worden opgefrist. En waarom spreken van ‘wederpartij’ als je een uitgebreide uitleg geeft die erop neerkomt dat je die pleitnota aan alle deelnemende partijen moet overhandigen? ‘In toenemende mate minder nadruk’, dat is toch gewoon ‘steeds minder nadruk’?
Maar eigenlijk is het wat vroeg voor de openbare consultatie die nu is ingezet. De Commissie heeft al een hoop raad gevraagd en ervaringen uitgewisseld, tot aan het Verbond van Verzekeraars aan toe, maar het advocatenparlement kwam er niet aan te pas. Deze zomer mag een afvaardiging van het College van Afgevaardigden dan toch eindelijk haar visie komen geven. Zonder die inbreng kun je niet, als het gaat om de regels die ‘naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep’.