Advocatie-columnist, romancier en advocaat Christiaan Alberdingk Thijm verbaast zich erover dat te gemakkelijk met het verschoningsrecht wordt omgegaan. Dat is volgens hem een zorgwekkende ontwikkeling.
Foto: Merlijn Doomernik
Het hof besloot mondeling uitspraak te doen. Dat was een veeg teken. De geheimzinnigheid waarmee de uitspraak van de Amsterdamse voorzieningenrechter was omgeven, zou publiekelijk teniet worden gedaan. Dat kon alleen maar betekenen dat het hof het vonnis ging vernietigen. En zo geschiedde. Ten overstaan van de verzamelde pers maakte Vrouwe Justitia een einde aan het, volgens de advocaat van het AD, muilkorven van de pers. De krant mocht verslag doen van een vertrouwelijk gesprek tussen Khalid Kasem, Peter R. de Vries en zijn zoon Royce.
Zie je wel: de rechtstaat functioneert nog. De vrijheid van meningsuiting was gered en de opluchting was groot. Er was terecht kritiek op de omvang van het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod. “Het publicatieverbod van de rechtbank ging heel ver. Dat is nu van tafel en dat is niet alleen voor het AD belangrijk, maar voor de hele journalistiek”, zei AD-hoofdredacteur Rennie Rijpma. In de euforie van de vernietiging van het vonnis lijkt de inhoud van het arrest van het hof te zijn genegeerd. Bij bestudering daarvan valt er het nodige op af te dingen. Wat blijft er na deze uitspraak nog over van het verschoningsrecht van advocaten?
Het was vanwege de bescherming van het verschoningsrecht dat de Orde van Advocaten was tussengekomen in de procedure. Dat die in het geding was, stond niet ter discussie. Het AD had de hand weten te leggen op een opgenomen gesprek tussen geheimhouders. Er zijn verschillende omstandigheden die de opname extra pregnant maken. Khalid Kasem wist niet dat Peter R. de Vries het gesprek opnam. De opname is bovendien gestolen door een anonymus, die zich ‘De Drie Musketiers’ noemt. De aard van de opname is verder ook zeer vertrouwelijk. In het gesprek spreekt De Vries senior Kasem namelijk aan over lopende zaken.
Volgens het hof moet het verschoningsrecht wijken voor de vrijheid van meningsuiting. Doorslaggevend daarvoor is dat de voorgenomen publicatie een bijdrage wil leveren aan het publieke debat. Die bijdrage zou eruit bestaan, zo volgt uit het arrest, dat het artikel nieuw licht zou werpen op de verdenking dat Kasem als advocaat informatie uit een strafdossier zou hebben gelekt. In het geval sprake is van een publicatie die een bijdrage beoogt te leveren aan een maatschappelijke discussie is er, aldus het hof, relatief weinig ruimte voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting.
Toen het artikel een paar dagen later door het AD werd gepubliceerd, was de teleurstelling groot. Was dit het? De communis opinio was dat de onthulling in het artikel weinig om het lijf had. Uit de opname bleek dat Kasem ook tegenover zijn kantoorgenoten ontkent informatie uit een strafdossier te hebben doorgegeven aan Taghi. Het enige nieuwtje is vrij speculatief. Kasem zou volgens het AD in 2019 contact hebben gehad met Taghi, terwijl hij eerder in de media ontkende zijn oud-klasgenoot nog te spreken. “Veel lawaai voor een gebakken ei”, zei journalist Frénk van der Linden over het artikel.
De verbazing over het gebrek aan nieuwswaardigheid is begrijpelijk, maar juridisch was de kwalificatie van het hof juist. Het AD wilde zonder twijfel met het artikel een bijdrage leveren aan het publieke debat. Een perspublicatie levert namelijk al heel snel ‘een bijdrage aan het publieke debat’. Ook sensatiebeluste verhalen in de roddelpers kunnen als zodanig kwalificeren, zo volgt uit de jurisprudentie.
De consequentie die het hof aan deze kwalificatie verbindt, is echter wel opmerkelijk. Volgens het hof is er in zo’n geval relatief weinig ruimte voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. “Het door de geheimhoudingsplicht gediende belang van vertrouwelijkheid van de daaronder vallende informatie legt onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het met de voorgenomen publicatie gediende belang.”
Het oordeel van het hof Amsterdam schaft het verschoningsrecht ten opzichte van journalisten feitelijk af. De redenering van het hof volgend zal het belang van de vertrouwelijkheid het namelijk bijna altijd afleggen tegen het met de voorgenomen publicatie gediende belang. Iedere journalist kan met gestolen dossiers weer een mooi stukje tikken.
In een tijd dat het verschoningsrecht onder druk staat, is dat zorgwekkend. Het verschoningsrecht is als fundamenteel rechtsbeginsel al zo’n kleine twee eeuwen onderdeel van onze rechtsstaat. Het belang om in vertrouwen informatie uit te kunnen wisselen, weegt zo zwaar dat het belang van waarheidsvinding daar in beginsel voor moet wijken. Dat is geldend recht sinds het Notaris Maas-arrest uit 1985.
In perszaken komt het dikwijls neer op een afweging van twee of meer hoogwaardige belangen. Dat gebeurt aan de hand van de omstandigheden van het geval, onder meer of met de publicatie een maatschappelijke belang gemoeid gaat. Het hof Amsterdam geeft die omstandigheid in het arrest echter een doorslaggevende betekenis. Het hof kijkt weliswaar ook naar andere omstandigheden, maar geeft het meeste gewicht aan het maatschappelijke belang. Dat is niet in lijn met de jurisprudentie, die juist voorschrijft dat er geen rangorde bestaat bij de toepassing van omstandighedentoets.
Een omstandigheid die het hof ook bij zijn oordeel had kunnen betrekken, is de tussenkomst van de Orde van Advocaten. Dat zal niet lichtvaardig zijn gebeurd. De rechter hoort doorgaans slechts marginaal te toetsen of de advocaat zich terecht op zijn verschoningsrecht beroept. Daarbij is ook een rol weggelegd voor het oordeel van bijvoorbeeld de Deken. Diens oordeel kan door de rechter betrokken worden bij het maken van de juiste afweging tussen conflicterende belangen. Het had het hof gepast rekening te houden met de zienswijze van de Orde.
Inmiddels publiceerde het AD weer een volgend verhaal op basis van de gestolen opnamen van Peter R. de Vries. Hieruit zou blijken dat Khalid Kasem een cliënt aanbood een ambtenaar om te kopen om hem eerder uit de gevangenis te krijgen. Kasem ontkent de beschuldigingen. De oud-cliënt zegt Peter R. de Vries te hebben gesproken als journalist en niet als directeur van het advocatenkantoor De Vries & Kasem. Daarmee komt ook de vraag op hoe het belang van de journalistieke bronbescherming moet worden meegewogen. Voordat het AD een rubriek ‘Van de telefoon van Peter R. de Vries’ begint, zou het goed zijn als de Hoge Raad zich hierover buigt. Hopelijk volgt nog cassatie.
Christiaan Alberdingk Thijm is advocaat, docent en romancier. Alberdingk Thijm geldt als een expert op het gebied van persvrijheid, privacy en reputatiebescherming. Naast zijn werk als advocaat is Alberdingk Thijm senior docent bij het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam.