Oud-president van het Haagse hof Leendert Verheij twittert al jaren. In de Volkskrant zei hij ooit waarom: ‘Als je de beeldvorming geheel aan anderen overlaat, moet je het niet gek vinden dat die beeldvorming niet klopt.’ Wat nu als die ‘anderen’ hun beelden straks gaan vormen in de black boxes van big data en kunstmatige intelligentie?
Door Niek van de Pasch
Op dit moment baseert het grote publiek zich doorgaans nog op incidenten en uitschieters. Die hebben nou eenmaal nieuwswaarde, juist omdát ze afwijken en opvallen. Intussen doen rechters meer dan anderhalf miljoen uitspraken per jaar. De greep uit die groep is bovendien vaak al vervormd tot clickbait, voordat iemand er überhaupt langs swipet. We kunnen dan meestal nog wel uitleggen dat het eigenlijk wat genuanceerder ligt. Bij zo’n gesprek op inhoud en details voelen we ons best prettig.
Als de discussie omslaat van woorden naar getallen, steekt echter een perfecte storm op: enerzijds voelt de boodschap plots onweerlegbaar, anderzijds missen juristen elke bagage voor solide duiding. Die combinatie maakt een gevormd beeld al gauw ‘de’ realiteit. Natuurlijk vertellen die cijfers nooit ‘de waarheid, de hele waarheid en niets dan de waarheid’. (Hoe was het ook weer? Lies, damned lies, and statistics.) Maar zelfs – of misschien wel: júíst – in deze tijden van nepnieuws is het geloof in objectieve meetwaardes bijna heilig. ‘Objectieve’, bedoel ik.
Kunnen we Babylonische spraakverwarring nog voorkomen? De Amerikaanse rechter Lee Loevinger bedacht zeventig jaar geleden de term ‘jurimetrie’. Wetenschappers coderen uitspraken met diverse variabelen, om zo kwantitatief onderzoek te faciliteren. In diagrammen en kruistabellen leggen zij patronen bloot, die voor krantenlezers én praktijkjuristen meestal verborgen blijven. Via methodes als regressieanalyse komen ze zelfs tot voorspellingen over uitkomsten van rechtszaken. Nu openbare datasets blijven groeien en zelflerende algoritmes continu verbeteren, overtreffen die geautomatiseerde prognoses de educated guesses van ervaren professionals soms al.
Op die resultaten valt allicht wel wat af te dingen. Rekenregels werken met waarschijnlijkheden, aannames en foutmarges. Verbanden kunnen oorzakelijk of toevallig zijn. En de gepubliceerde jurisprudentieverzameling is volledig noch representatief. Opnieuw raakt het beeld dus vertekend.
Dit keer is een toelichting op zaaksniveau echter geen effectief antwoord meer. We moeten een nieuw vocabulaire ontwikkelen, om ons eigen verhaal te presenteren – onze eigen beelden te vormen. We moeten ons leren verhouden tot een dataïstische revolutie, die normatieve ingrepen waardeert als bijdrages aan informatieverwerking. Niet om te kijken of computers het beter kunnen, maar om te laten zien hoe mensen het doen.