Mijn zoon is advocaat geworden, op een leuk, sociaal kantoor. Op zaterdag bel ik hem om te vragen hoe het gaat. ‘Geen tijd mam’, zegt hij. ‘Ik heb mijn veertig uur nog niet gemaakt.’ ‘Hoezo… je hebt toch de hele week gewerkt?’ ‘Ja, maar geen veertig uur declarábel.’
Door Trudeke Sillevis Smitt
‘Nee schat, dat heb je verkeerd begrepen. Je werkweek is veertig uur, maar je maakt natuurlijk veel minder declarabele uren. Bovendien moet je eerst het vak leren.’
‘In jouw tijd misschien. De norm voor ons is dat we 40 uur op zaken moeten schrijven. Mijn kamergenoot moet dit weekend ook naar kantoor. Hij had deze week maar drie toevoegingen gedeclareerd, en een dag niet gedeclareerd is een verloren dag, staat in ons kantoordocument Vrolijk de week door met al je zaken. Nou, dát lukte mijn kamergenoot niet hoor. Ze waren ook pissig op hem omdat hij een zaak had gewonnen.’
‘Verloren zal je bedoelen.’
Mijn zoon zucht een beetje vermoeid. ‘Mam, een gewonnen zaak ís een verloren zaak. Dan kun je niet in appel, snap je. Geen omzet.’
‘Dus verliezen is goed? De tijden zijn wel veranderd.’
‘Ja joh. De partners van het kantoor verliezen aan de lopende band zaken. Bij het EHRM zijn ze topklager. Allemaal niet-ontvankelijk, maar wat maakt het uit: tsj-tjsing!’
Het kassageluid brengt mij terug bij de werkelijkheid. Of nee, het is de telefoon. Ik vertel mijn studerende zoon (geen rechten, en tsj-tsjing heeft hij echt nog nooit gezegd) over mijn dagdroom. Hij lacht. ‘Je denkt toch niet dat ik me zou laten brainwashen hè?’
Het is mijn zoon dan wel niet overkomen, maar het is geen flauwekul wat hierboven staat, getuige een uitspraak die de Amsterdamse tuchtrechter vorige week heeft gedaan. De twee partners van een klein kantoor dat voor 70 procent op toevoegingen draaide, zweepten de stagiaires op met onmogelijke targets. Als je een paar dagen niet declareerde, werd er op je gescholden. ‘De bespreking is bedoeld om cliënten binnen te halen terwijl een zitting bedoeld is om zo snel mogelijk een declarabele uitspraak te krijgen’, aldus het document Vrolijk de week door. Van alles moest een zaak worden gemaakt, met bijbehorende toevoeging. Ook van besluiten die geen besluiten waren, werd beroep ingesteld. Of de cliënt er belang bij had, was niet interessant.
Het balletje ging rollen, zo blijkt uit de uitspraak, doordat het EHRM bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de bel trok: het mensenrechtenhof kreeg zo enorm veel larieklachten van deze twee advocaten. Zo zie je maar, Feyenoord-hooligans: internationale imagoschade kan zoveel beschaafder.
En nu maar hopen dat staatssecretaris Teeven over deze kwestie heen leest, want het is natuurlijk koren op de molen waarin men de gefinancierde rechtsbijstand wil vermalen. Of misschien kunnen we beter hopen dat Teeven de uitspraak echt goed leest. Want daarin komen (oud)stagiaires aan het woord die onder het regime van dit kantoor hebben gezucht, en dan valt op dat ze behoorlijk weloverwogen, met afstand en inzicht spreken over hoe het er daar aan toeging.
Ze hebben zich niet laten brainwashen. Of ze hebben zichzelf alweer gedeprogrammeerd. Er is hoop.