In verband met het coronavirus stelt een aantal werkgevers haar werknemers verplicht om binnen een mondkapje te dragen. Als een werknemer deze instructie weigert, welke consequenties heeft dit voor hem? Dan mag de werkgever zijn loon opschorten, zo bepaalt de Rechtbank Midden-Nederland woensdag.
Instructierecht
Op grond van art. 7:660 BW heeft een werkgever een instructierecht. Op basis hiervan is de werknemer gehouden aan de voorschriften van de werkgever omtrent het verrichten van de arbeid en instructies met betrekking tot de goede orde in de onderneming. Dit instructierecht is echter niet onbegrensd: de werkgever dient dit recht als een goed werkgever te gebruiken en de instructies moeten redelijk zijn. Aan de andere kant is de werknemer gehouden om redelijke instructies op te volgen. Een werknemer die weigert om de redelijke instructies van werkgever op te volgen, handelt in strijd met het goed werknemerschap.
(Inbreuk op) persoonlijke levenssfeer
Op grond van art. 10 GW heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Aan een inbreuk op zo’n grondrecht worden strenge voorwaarden gesteld.
Voor beantwoording van de vraag of een inbreuk gerechtvaardigd is, dient te worden onderzocht of de inbreuk een legitiem doel dient en of zij een geschikt middel is om dat doel te bereiken. Voorts moet worden onderzocht of de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer evenredig is in verhouding tot het belang van de werkgever bij het bereiken van het beoogde doel en of de werkgever dat doel redelijkerwijs op een minder ingrijpende wijze kon bereiken (HR 14 september 2007, JAR 2007/250).
Feiten casus
De werknemer werkt sinds 2014 als chauffeur voor de werkgever – een banketbakkerij –. Hij brengt goederen rond tussen vestigingen, bezorgt bij afnemers en haalt spullen op bij leveranciers. Op 13 oktober 2020 bericht de werkgever dat iedereen binnen het bedrijf verplicht is om een mondkapje te dragen. De werknemer weigert dit te doen. De werkgever schort vervolgens de loonbetaling op en stelt de werknemer op non-actief. De medewerker is het hier niet mee eens en start een kort geding. Hij vordert nabetaling van zijn loon en toelating tot zijn werk.
Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de werkgever een instructierecht heeft op grond van art. 7:660 BW, waar de werknemers zich in beginsel aan hebben te houden. Dit kan anders zijn als het instructierecht een inbreuk maakt op een grondrecht van de werknemer. De werknemer stelt dat het moeten dragen van een mondkapje een inbreuk maakt op zijn persoonlijke levenssfeer, omdat dit hinder, ongemak en gezondheidsrisico’s veroorzaakt. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
De rechter is voorshands van oordeel dat de verplichting tot het dragen van een mondkapje in de panden van de werkgever twee legitieme doelen dient:
- ten eerste is de werkgever wettelijk verplicht de individuele belangen van haar werknemers te beschermen door zorg te dragen voor een gezonde en veilige werkomgeving. Dit brengt met zich dat de werkgever gedurende de coronapandemie gehouden is datgene te doen wat nodig is en wat binnen haar macht ligt om besmetting van haar werknemers op de werkvloer te voorkomen;
- ten tweede heeft de werkgever haar bedrijfsbelang te beschermen, omdat zij onder meer een loondoorbetalingsverplichting heeft bij ziekte.
Hoewel over de effectiviteit van het mondkapje wordt getwist, is het een maatschappelijk aanvaard middel. De rechter houdt het er voorlopig voor dat het dragen van een mondkapje gedurende de coronapandemie aan de veiligheid en gezondheid kan bijdragen.
Onderscheid verschillende functies
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hoeft de werkgever geen onderscheid te maken tussen de verschillende functies. Zij heeft er belang bij om ten aanzien van de instructie één lijn te trekken binnen bedrijf. Het dragen van een mondkapje kan immers alleen effectief zijn als iedereen zich daar inpandig aan houdt. Verder is er ten aanzien van de bezorgers/chauffeurs in zekere zin al sprake van differentiatie. Zij hoeven het mondkapje immers niet te dragen gedurende de tijd dat ze rijden.
Conclusie
De voorzieningenrechter komt dan ook tot het voorlopige oordeel dat de werkgever in redelijkheid haar werknemers mag verplichten tot het dragen van een mondkapje. Zolang de werknemer deze instructie niet wil opvolgen, is de werkgever bevoegd om de loonbetaling van de werknemer op te schorten en hem de toegang tot het werk te ontzeggen.
De werkgever heeft inmiddels een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met deze werknemer ingediend. Wordt dus vervolgd…