De Amsterdamse kantonrechter oordeelde recent dat een zorginstelling tekortschoot in haar zorgplicht voor een veilige werkomgeving, waardoor een verpleegkundige in april 2020 tijdens haar werk een covid-19-besmetting opliep. De werkgever is daarom aansprakelijk voor de gevolgen van long-covid.
De werkneemster is werkzaam bij een zorginstelling voor dementerende ouderen als (coördinerend) verpleegkundige. Op 10 april 2020 neemt de verpleegkundige bij een bewoner een covid-19-test af, die twee dagen later positief blijkt. Later die week zijn vijf van de negen bewoners op de betreffende afdeling positief getest op covid-19.
Op 17 april 2020 geeft de verpleegkundige aan corona-gerelateerde klachten te ondervinden en laat zich diezelfde dag testen. Ook haar test blijkt positief te zijn. De verpleegkundige blijft sindsdien klachten van haar covid-19-besmetting ondervinden.
Vordering
De verpleegkundige wil dat de kantonrechter vaststelt dat de zorginstelling is tekortgeschoten in haar zorgplicht van artikel 7:658 BW en dat de zorginstelling aansprakelijk is voor haar schade als gevolg van long-covid.
De verpleegkundige betoogt dat zij tussen 9 en 12 april 2020 op haar werk aan covid-19 is blootgesteld, terwijl de kans dat zij buiten haar werk besmet is verwaarloosbaar klein is. Daartoe stelt zij dat zij op die dagen zonder persoonlijke beschermingsmaatregelen in nauw contact is geweest met de bewoners die op dat moment besmettelijk waren.
Besmetting op werkvloer?
De kantonrechter stelt vast dat de bewoners, van wie achteraf blijkt dat ze positief zijn getest, tot het moment van testen overal op de afdeling mochten komen, terwijl de verpleegkundigen op de afdeling (buiten de appartementen van de bewoners) geen mondkapjes of andere bescherming droegen. Verder ging het hier om dementerende ouderen die de coronaleefregels niet of zeer lastig konden onthouden, waardoor het houden van 1,5 meter afstand lastig of zelfs onmogelijk was.
Daarom neemt de kantonrechter aan dat de verpleegkundige tussen 9 en 12 april 2020 is blootgesteld aan covid-19, waardoor zij een verhoogd risico op besmetting liep.
Of in privésfeer?
Dat de verpleegkundige, zoals de zorginstelling betoogt, haar besmetting ook op die dagen in de privésfeer kan hebben opgelopen is volgens de kantonrechter niet waarschijnlijk. De verpleegkundige heeft onbetwist gesteld dat zij in die periode buiten haar werk niet met andere mensen in contact is geweest. De kantonrechter oordeelt daarom dat de verpleegkundige voldoende heeft aangetoond dat zij haar covid-19-besmetting tijdens haar werk heeft opgelopen.
Verpleegd zonder bescherming
De volgende vraag is of de zorginstelling, binnen de grenzen van wat op dat moment haalbaar was, voldoende heeft gedaan om besmetting met covid-19 te voorkomen. De zorginstelling verwijst naar de werkinstructie, waarin staat dat in geval van persoonlijke verzorging of lichamelijk onderzoek bij een bewoner met corona-gerelateerde klachten beschermingsmaatregelen moesten worden gebruikt.
De verpleegkundige brengt daar terecht tegenin dat dit pas gold bij een verdenking en dat het aan de dienstdoende arts, en niet de verpleegkundigen zelf, was om te besluiten of er sprake was van een verdenking op covid-19. Dit heeft volgens de verpleegkundige ertoe geleid dat zij bij een bewoner – waar het snot uit de neus liep – heeft verpleegd zonder bescherming. De verpleegkundige had wel beschermingsmaatregelen willen nemen, maar de arts gaf daar geen toestemming voor.
Taak van zorginstelling
De stelling van de zorginstelling dat het aan de verpleegkundige zelf was om op basis van haar eigen zorgervaring te bepalen of het gebruik van bescherming nodig was, slaagt niet. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de zorginstelling om duidelijke en specifieke instructies te geven. De zorginstelling heeft nadrukkelijk gewezen op het belang van het naleven van de geldende werkinstructies. Van de verpleegkundige kan niet worden verwacht dat zij in strijd met die werkinstructie zelf besluit tot het gebruik van beschermingsmaatregelen of ingaat tegen een instructie van een arts.
Gebruik van bescherming
Er was weliswaar geen tekort aan persoonlijke beschermingsmaatregelen, maar deze waren wel schaars en mochten alleen conform de geldende richtlijnen worden gebruikt. Als het de bedoeling was dat de verpleegkundige de ruimte had en mocht nemen om bescherming te gebruiken op het moment dat zij daar zelf aanleiding toe zag, ook als dat op grond van de werkinstructie niet was toegestaan, had de zorginstelling een duidelijke instructie moeten geven. Dat heeft zij niet gedaan.
Hoewel er wel voldoende aanleiding was om over te gaan tot het dragen van mondkapjes in de gemeenschappelijke ruimten, had de zorginstelling deze maatregel pas op 17 april 2020 ingevoerd. Door in die omstandigheden niet eerder een breder gebruik van beschermingsmaatregelen toe te staan, is het risico op blootstelling aan en besmetting met covid-19 voor de verpleegkundige tijdens de uitbraak vergroot.
Conclusie
De zorginstelling is derhalve tekortgeschoten in haar zorgplicht en is op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk voor de schade van de verpleegkundige als gevolg van long-covid.