Vanwege de coronacrisis heeft de staatssecretaris van Financiën eerder dit jaar goedkeuring gegeven voor het onbelast (blijven) betalen van een vaste reiskostenvergoeding bij thuiswerken. Deze regeling eindigt per 1 januari 2021. Wat betekent dit voor de werknemers?
Werkgevers hebben de mogelijkheid om de werknemers een vaste vergoeding te betalen voor woon-werkverkeer. Hierover hoeft geen loonbelasting te worden geheven, mits er wordt voldaan de (strenge) fiscale voorwaarden. De vergoeding wordt bepaald aan hand van de afstand tussen woning en werk en het aantal dagen dat per week wordt gereisd.
Als gevolg van het coronavirus heeft de overheid iedereen dwingend geadviseerd om (waar mogelijk) thuis te werken. In dat kader heeft de staatssecretaris van Financiën bij Besluit noodmaatregelen coronacrisis in maart 2020 goedkeuring gegeven voor het onbelast (blijven) betalen van een vaste reiskostenvergoeding bij thuiswerken. Veel werkgevers hebben de vaste reiskostenvergoeding laten doorlopen ter compensatie voor de extra gemaakte kosten om thuis te kunnen werken.
Bovengenoemd besluit is recent geactualiseerd en inmiddels is duidelijk geworden dat de regeling per 1 januari 2021 zal eindigen. Alleen de daadwerkelijk gemaakte reiskosten mogen dan nog steeds onbelast worden vergoed. Indien de werknemer 36 weken of 128 dagen per jaar naar een vaste werkplek reist, mag nog steeds een vaste reiskostenvergoeding onbelast worden betaald.
Gevolgen voor de praktijk
Concreet betekent dit dat een werknemer die voor de dagen dat hij thuiswerkt geen recht heeft op een reiskostenvergoeding. Dat zal betekenen dat de werknemers die (gedeeltelijk) thuiswerken een lagere vergoeding zullen ontvangen. Eigenlijk best logisch.
De nieuwe regeling zorgt ook voor eerlijker vergoedingenbeleid ten opzichte van de huidige regeling. Nu profiteren de werknemers die verder van hun werk wonen veel meer dan de werknemers die dichtbij wonen. Ze krijgen een hogere reiskostenvergoeding en ze besparen meer reistijd dan hun collega’s die in de buurt van het werk wonen.
Mogelijke oplossing?
Omdat veruit de meeste werkgevers verwachten dat werknemers ook na de coronacrisis (gedeeltelijk) thuis zullen blijven werken, wil de werkgeversorganisatie AWVN de vergoedingen voor mobiliteit en thuiswerken aanpassen. AWVN pleit daarom voor een ‘waar-je-werkt-budget’. Uit zo’n per werknemer vast te stellen potje kan de werkgever kosten vergoeden naargelang de gemaakte kosten bij thuiswerken en de gemaakte reiskosten als er op de zaak wordt gewerkt. Dat totale budget zou dan fiscaal onbelast moeten zijn.
Ook de vakbond FNV is niet tegen het vernieuwen van de regels van vergoeding, want het is logisch dat je geen vergoeding krijgt als je geen reiskosten maakt, aldus de FNV. Maar de vakbond wil wel een reële kostenvergoeding voor thuiswerken. Hierbij kan worden aangesloten bij het normbedrag van 2 euro per dag dat het Nibud heeft berekend (voor koffie, stroom, verwarming en toiletpapier). Dat komt neer op € 43,30 per maand bij een fulltime baan.
Helaas wordt ook de regeling met betrekking tot de vaste vergoedingen voor kleine kosten aan werknemers per 1 januari 2021 geschrapt. Dat betekent dat het verstrekken van een vaste “thuiswerkvergoeding” van 2 euro per dag – zoals het nu naar uitziet – niet onbelast door werkgever mag worden betaald.
Administratieve rompslomp
Het vervallen van de huidige regeling zal zorgen voor meer administratieve rompslomp bij werkgevers. Ze moeten bijhouden hoeveel dagen hun werknemers naar werk reizen en hoeveel dagen ze thuiswerken. Ook moet de werkgever regelen dat ingeval een werknemer wel aan de 36 weken of 128 dagen-eis voldoet, hij dan in aanmerking komt voor een vaste reiskostenvergoeding. Mocht aan het begin van het jaar nog niet duidelijk zijn of de werknemer hieraan voldoet, dan moet de reiskostenvergoeding misschien aan het eind van het jaar weer opnieuw worden berekend.
Oftewel de nieuwe slogan van de Belastingdienst: “leuker kunnen we niet maken, wel moeilijker!”