Sinds de invoering van de transitievergoeding is er het nodige veranderd aan deze regeling. Hierbij een overzicht van de procedurele aspecten van de transitievergoeding anno 2021, als introductie op een actuele, tijdelijk gratis beschikbare Practice Note over dit onderwerp in OpMaat Arbeidsrecht+.
Vervaltermijn transitievergoeding
De vervaltermijn voor het indienen van een verzoekschrift bij de kantonrechter om aanspraak te maken op de transitievergoeding is drie maanden (art. 7:686a lid 4 sub b BW). Deze termijn is fataal en kan niet worden gestuit of verlengd. Ook dient de rechter de vervaltermijn ambtshalve te toetsen. Dus zelfs indien de werkgever geen beroep doet op de vervaltermijn, is de rechter verplicht om na te gaan of het verzoekschrift binnen de vervaltermijn is ingediend.
Op de vervaltermijn is de Algemene Termijnenwet van toepassing. Indien de vervaltermijn op een zaterdag, zondag of feestdag eindigt, dan loopt de termijn door tot en met de eerste dag die niet zo’n dag is.
Laatste dag vervaltermijn
De Hoge Raad heeft onlangs geoordeeld dat de vervaltermijn van de transitievergoeding drie maanden later eindigt op de dag met hetzelfde cijfer als de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Wordt er opgezegd tegen het einde van de maand februari, oftewel 28 februari, dan is de laatste dag waarop een verzoekschrift kan worden ingediend 28 mei. Als het ontslag op een dag valt die niet drie maanden later voorkomt omdat zij korter is, dan loopt de vervaltermijn tot de laatste dag van die maand. Is de laatste werkdag 31 maart, dan eindigt de vervaltermijn op 30 juni.
Handhaving vervaltermijn
De vervaltermijn wordt in beginsel strikt gehandhaafd. De kantonrechter Almere heeft geoordeeld dat een verzoekschrift die is ingediend om 0.00 uur op de dag na de laatste dag van de vervaltermijn is één minuut te laat. De werknemer is hierdoor niet ontvankelijk verklaard.
Maar het kan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om aan het verstrijken van de vervaltermijn de conclusie te verbinden dat de werknemer geen betaling van de transitievergoeding meer zou kunnen verzoeken. Het Hof Den Haag heeft geoordeeld dat de werknemer zijn recht op de transitievergoeding behoudt, omdat de werkgever de transitievergoeding reeds had toegezegd, maar vervolgens niet reageert op de verzoeken van de werknemer om betaling hiervan.
Pas na verstrijken van de vervaltermijn antwoordt de werkgever dat de werknemer geen verzoekschrift heeft ingediend om de transitievergoeding op te eisen. Het hof acht dit in strijd met de voor de werkgever uit art. 7:673 BW en art. 7:611 BW als goed werkgever voortvloeiende verplichtingen. De werknemer heeft alsnog recht op de transitievergoeding.
Vervaltermijn bij gedeeltelijke transitievergoeding
In de Kolom-beschikking (en de Victoria-beschikking) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de werknemer recht heeft op een gedeeltelijke transitievergoeding bij gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ook bij een gedeeltelijke transitievergoeding geldt de vervaltermijn van drie maanden. Dat betekent dus dat de werknemer na een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen drie maanden een verzoek moet indienen voor de gedeeltelijke transitievergoeding.
In de zaak bij het Hof Den Bosch heeft de werknemer net na de Kolom-beschikking een verzoek ingediend voor een gedeeltelijke transitievergoeding. De werknemer voert aan dat hij tot aan de Kolom-beschikking niet bekend was met een mogelijk recht op een gedeeltelijke transitievergoeding en dat ook niet kon zijn. Het hof heeft geoordeeld dat dit beroep op een verschoonbare rechtsdwaling geen doel treft en dat de werknemer dus te laat is met zijn verzoek. Ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid is door het hof verworpen.
Zelfstandig verzoek
Een verzoek tot toekenning van de transitievergoeding is een zelfstandig verzoek en kan op grond van art. 362 Rv niet pas voor het eerst in hoger beroep worden gedaan, zo heeft het Hof Den Haag geoordeeld. Het is daarom verstandig om bij de kantonrechter een nevenverzoek of zelfstandig tegenverzoek te doen voor de transitievergoeding.
Onder omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Het Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat een voorwaardelijk verzoek voor de transitievergoeding in sommige gevallen een onnodige complicatie van de procedure(s) betekent. Bovendien is de werkgever, door het de werknemer toe te staan direct bij het hof te verzoeken om toekenning van de transitievergoeding, ook niet in haar processuele belangen geschaad.
Meer weten?
In de Practice Note in OpMaat Arbeidsrecht+ gaan Mr. drs. Vincent Scuric en mr. Rachel Rietveld dieper in op het onderwerp ‘Transitievergoeding’ en welke actuele ontwikkelingen er verder gaande zijn. Deze Practice Note is tijdelijk gratis te raadplegen.