In 2013 werd, bij de invoering van de Wet Bestuur en Toezicht (WBT) bij de NV en de BV een nieuwe regeling voor tegenstrijdige belangen ingevoerd. In die regeling werd bepaald dat een bestuurder niet mag deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming ten aanzien van een onderwerp waarbij hij een persoonlijk belang heeft dat direct of indirect strijdig is met het belang van de vennootschap.
De bedoeling was om op die manier de regeling van tegenstrijdige belangen een puur interne aangelegenheid te maken. De wettelijke regeling heeft in hoge mate een dwingendrechtelijk karakter en beoogt bestuurders uit te sluiten van deelname aan besluitvorming. Een vergelijkbare regeling geldt voor commissarissen.
Per 1 juli 2021 is de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) ingevoerd. In deze wet wordt de regeling van tegenstrijdige belangen bij de vereniging aangepast en ingericht naar het model dat we sinds 2013 bij de BV kennen. Die regeling heeft ook betrekking op commissarissen. Pikant in dit verband is dat de WBTR dicteert dat een Raad van Toezicht voortaan moet worden beschouwd als een Raad van Commissarissen. Dat leidt tot een uitdijende aansprakelijkheid van leden van de Raad van Toezicht, ook in verband met het feit dat de Raad van Toezicht het bestuursbesluit zal moeten nemen wanneer het hele bestuur is besmet. Bij de WBTR werd ook een regeling voor tegenstrijdige belangen bij de stichting ingevoerd. Deze wijkt af van de regeling bij de vereniging nu er bij een stichting geen leden zijn en er bij een algehele besmetting en ontbreken van commissarissen niet kan worden teruggevallen op de ledenvergadering, zoals aan de orde bij de vereniging. Daarbij komt dat ook hier de uitdijende aansprakelijkheid van leden van de Raad van Toezicht aan de orde is.
In deze cursus wordt de regeling van tegenstrijdige belangen uitgebreid behandeld en worden alle voor- en nadelen van die regeling besproken. Hierbij zal onder meer aan de orde komen hoe men de regeling optimaal statutair kan inbedden, hoe vermeden kan worden dat een RvC wordt opgezadeld met de taak bestuursbesluiten te nemen wanneer het hele bestuur een tegenstrijdig belang blijkt te hebben, of de regeling inderdaad geen externe effecten met zich mee kan brengen, of, bij de stichtging, gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheid om de wettelijke regeling aan te passen en wat de consequenties zijn van besluitvorming in strijd met de regeling. Na deze cursus beheerst u de materie volledig en kunt u optimaal adviseren over de inrichting van de regeling, gebruikmakend van de mogelijkheden die de regeling biedt.