Een advocaat in de regio Den Haag is veroordeeld tot een taakstraf van zestig uur en een boete van 50.000 euro wegens valsheid in geschrifte en ‘een ergerlijke vorm’ van belastingfraude. Dat blijkt uit een op 8 april gepubliceerd arrest van het Gerechtshof Den Haag. De advocaat heeft ‘met de bewezenverklaarde handelwijze het aanzien van de advocatuur ernstig schade berokkend’.
Volgens het hof heeft de advocaat samen met twee andere maten in de maatschap gedurende een aantal jaren kosten valselijk als kosten van de onderneming opgevoerd. Zo werd een aftrekpost gecreëerd voor kosten die in de privésfeer waren gemaakt, en die fiscaal niet aftrekbaar zijn. Omzetbelasting, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting werden op deze wijze ontdoken.
Het hof rekent het de verdachte ‘zeer aan dat hij misbruik heeft gemaakt van een onderneming waar advocatuur werd uitgeoefend en dat hij daarbij derden – leveranciers van bestelde goederen en geleverde diensten alsmede de in dienst van de maatschap zijnde boekhouder – heeft betrokken’. De advocaat is daarbij volgens het of uitsluitend uit geweest op eigen financieel gewin.
De verdediging stelde bij het hof dat in deze zaak de beginselen van een behoorlijke procesorde door het Openbaar Ministerie zijn geschonden, omdat er in het onderhandelingsproces over een buitengerechtelijke afdoening in strijd zou zijn gehandeld met het verbod op willekeur. Daarbij speelt een rol dat de officier weliswaar bereid was tot een buitengerechtelijke afdoening, maar dat hij daarover dan wel een persbericht zou uitsturen. De verdachte stelde daarop bij monde van zijn advocaat Doorenbosch: ‘Uitsluitend uw wens hen te willen uitleveren aan de publieke schandpaal staat (buitengerechtelijke, red.) afdoening in de weg.’
Het hof gaat niet mee met deze stelling. ‘Anders dan de verdediging stelt, is het hof van oordeel dat, gelet op de inhoud van voornoemde brief, het openbaar ministerie geen buitenwettelijke voorwaarde aan zijn transactieaanbod heeft verbonden. Het openbaar ministerie heeft de verdediging slechts te kennen gegeven dat een persbericht zal uitgaan indien de verdachte het transactieaanbod (inhoudende het betalen van een geldsom en het verrichten van onbetaalde arbeid) aanvaardt en heeft de verdediging op voorhand in kennis gesteld van de inhoud van dit persbericht.’