Een advocate die haar geheimhoudertelefoon had uitgeleend aan een cliënt, is hiervoor vorige week in hoger beroep twee maanden geschorst door het Hof van Discipline. De helft van de straf is voorwaardelijk. De algemeen deken had een dekenappel ingediend – een zeldzaamheid –, omdat hij de in eerste aanleg opgelegde waarschuwing te mild vond.
De Raad van Discipline oordeelde begin dit jaar dat advocate Annette Mak in strijd met de Verordening op de nummerherkenning had gehandeld, en legde een waarschuwing op. Zowel landelijk deken Johan Rijlaarsdam als de deken van Noord-Holland hadden hoger beroep ingediend tegen deze in hun ogen te lichte maatregel. Rijlaarsdam zei dat er streng moet worden opgetreden tegen misbruik van de advocatentelefoon: “Het is onacceptabel als een advocaat lichtzinnig met het belangrijke instrument omspringt,”
Het Hof van Discipline heeft de conclusie van de raad vorige week bekrachtigd en geoordeeld dat de advocate ‘met haar handelen de kernwaarde integriteit in ernstige mate heeft geschonden,’ zo meldt de Orde van Advocaten. De dekens krijgen hun zin: het hof verzwaart de straf voor de advocate aanzienlijk, van een waarschuwing naar twee maanden schorsing, waarvan een maand voorwaardelijk.
Algemeen deken Rijlaarsdam spreekt in een schriftelijke reactie van ‘een duidelijk oordeel van het hof’. “Eens en temeer is duidelijk dat de geheimhoudertelefoon er slechts is voor het gesprek tussen cliënt en advocaat. Geef je je geheimhoudertelefoon uit handen, zoals in dit geval aan een verdachte, dan is dat tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daar hoort een passende tuchtrechtelijke maatregel bij.”