Gingen er in oktober vorig jaar vanuit de Hoge Raad al vragen over de bandbreedte van de vrije advocaatkeuze voor rechtsbijstandverzekerden in een procedure bij het UWV naar het Hof van Justitie van de EU, nu is dat het geval met een bezwaarprocedure bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Het Gerechtshof Amsterdam wil van het Hof weten of de bezwaarschriftprocedure bij het CIZ een ‘administratieve procedure’ is.
Door Lucien Wopereis
De vrije advocaatkeuze voor rechtsbijstandverzekerden blijft de gemoederen bezig houden. De kwestie leek principieel beslecht toen het Europese Hof in oktober 2013 bepaalde dat de vrije advocaatkeuze niet afhankelijk mag zijn van een (eenzijdig) besluit van de verzekeraar, en dat de vrije advocaatkeuze geldt bij alle procedures, dus ook procedures waarvoor procesvertegenwoordiging niet verplicht is.
De uitspraak van het Europese Hof van Justitie heeft echter maar gedeeltelijk opheldering verschaft, blijkt nu opnieuw. Vraag is wat er precies onder het begrip ‘administratieve procedure’ uit de richtlijn (87/344/EEG) valt: is een bezwaarschriftprocedure in het kader van de ABWZ een ‘administratieve procedure’, als gevolg waarvan de rechtsbijstandverzekerde zelf een advocaat mag kiezen?
Bij de procedure over het UWV was DAS Rechtsbijstand de verzekeraar, nu is dat de Stichting Achmea Rechtsbijstand. Die stelt zich op het standpunt dat de bezwaarschriftprocedure geen administratieve procedure is, omdat hier ‘louter verlengde besluitvorming betreft door het bestuursorgaan dat het initiële besluit heeft genomen; feitelijk is deze fase volgens haar een formele (bij wet geregelde) interne klachtenbehandeling’. Verder stelt Achmea dat de kosten van de rechtsbijstand ‘binnen redelijke grenzen’ moet worden gehouden, en dat de vrije advocaatkeuze ‘louter een minimumgarantie’ is om verzekerden ‘in een beperkt aantal gevallen een recht op vrije advocaatkeuze te bieden’.
De eiser in deze zaak is het niet eens met de stelling dat de bezwaarschriftprocedure slechts ‘verlengde besluitvorming’ zou betreffen. ‘Zeker in indicatiezaken (of iemand in aanmerking komt voor AWBZ-zorg, L.W.) bij het CIZ geldt dat de bezwaarfase de meest cruciale fase is voor degene die het inhoudelijk niet eens is met een beslissing. In de bezwaarfase vindt de meest grondige en inhoudelijke herbeoordeling van de medische en juridische afwegingen van het CIZ plaats. (…) Appellant acht het splitsen van de procedure in een bezwaar- en beroepsfase waarbij hij zich door verschillende gemachtigden moet laten bijstaan, niet in zijn belang.’
Overigens heeft Achmea er in dit geval wel mee ingestemd om een voorschot van 2.420 euro te betalen aan de door de verzekerde ingeschakelde advocaat. Ook zijn partijen overeengekomen om de kwestie over de vrije advocaatkeuze direct voor te leggen aan het Hof, en dus de rechtbank in eerste aanleg over te slaan.