De 43-jarige voormalig Leidse rechtenstudent die ervan werd verdacht examencommissievoorzitter van de Leidse rechtenfaculteit Arthur Elias maandenlang met de dood te hebben bedreigd, is vrijgesproken door de Haagse rechtbank. Ondanks ‘ernstige verdenkingen’ aan zijn adres oordeelt de rechter dat ‘voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.’ Elias is teleurgesteld over de uitspraak.
Door Joris Rietbroek
Examencommissievoorzitter Arthur Elias ontving van augustus 2012 tot en met april 2013 meerdere dreigbrieven, ook op zijn privéadres, met zinsneden als ‘Vanaf maandag is de Universiteit Leiden jouw begraafplaats’ en ‘Door kogels doorboord … In bloed gedoopt’. De in april vorig jaar aangehouden verdachte had in augustus 2012 een negatief studieadvies gekregen van de commissie en ging hiertegen zonder succes in beroep. Al snel werd een zeker verband zichtbaar tussen de proceshandelingen en hoorzittingen in die procedure en de momenten waarop Elias dergelijke brieven ontving.
Een verband is echter nog geen wettig bewijs, en het enige hardere bewijsstuk dat het OM tijdens de inhoudelijke behandeling aanvoerde – DNA-sporen vanaf de postzegels op een enkele brief –, vindt de rechtbank niet overtuigend genoeg. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid dat die twee postzegels passen op de lege plekken van een gevouwd postzegelvelletje dat bij de verdachte thuis werd aangetroffen. Hier had het OM geen forensisch onderzoek naar laten doen.
Plakzijde postzegel niet onderzocht
De verklaringen hierover die de verdachte in de rechtszaal aflegde, zijn in dit kader bovendien niet te weerleggen, stelt de rechtbank. De student beweerde dat hij die ontbrekende postzegels wel degelijk had gebruikt, voor brieven die hij aan twee instanties stuurde. De postzegels met zijn DNA erop waren afkomstig van een velletje dat in zijn kwijtgeraakte agenda had gezeten, vertelde hij. Een andere student moest die postzegels hebben gebruikt voor een dreigbrief: ook het scenario dat een andere student een bezwaarprocedure had lopen en wellicht de dreigbrieven heeft gestuurd, is eveneens niet te weerleggen op basis van het dossier.
De plakzijde van de zegels is bovendien niet onderzocht op DNA-materiaal, stelt de rechtbank, en op geen enkele van de andere brieven zijn vingerafdrukken van de verdachte gevonden. “De conclusie van het voorgaande moet zijn dat, hoewel sprake is van ernstige verdenkingen tegen verdachte, voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is die de dreigbrieven heeft verstuurd, ontbreekt,” aldus de rechtbank. “Verdachte dient dan ook van het hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken.” De officier van justitie had een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke celstraf van drie maanden geëist.
Elias hoopt op hoger beroep
Arthur Elias zelf geeft desgevraagd aan dat hij teleurgesteld is over de vrijspraak. “Ik was van mening dat de officier van justitie een harde zaak had,” zegt hij. “Wat mij in de uitspraak opvalt, is dat de rechtbank wel concludeert dat er ‘sprake is van ernstige verdenkingen’, maar het technisch bewijs toch niet voldoende achtte.” Naar zijn oordeel houdt de uitspraak wel de deur open voor het OM om alsnog aanvullend onderzoek te doen. “Hierdoor zal de advocaat-generaal bij het Hof een sterkere zaak hebben. Ik hoop en verwacht eigenlijk ook wel dat het OM het hierbij niet laat zitten en hoger beroep instelt.”