Een voormalig deken is gewaarschuwd door het Hof van Discipline voor zijn bemiddelende rol in een geschil tussen twee advocatenkantoren over een concurrentiebeding. Volgens het Hof heeft de deken vertrouwelijke informatie van de ene partij verstrekt aan de andere. ‘Zo mag van hem (de deken, L.W.) worden verwacht dat hij de (bemiddelings-) taak zorgvuldig en transparant vervult, wat onder meer betekent dat hij de partijen gelijk behandelt. Verweerder in deze zaak heeft niet duidelijk kunnen maken dat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan.’
Door Lucien Wopereis
De deken werd eerder door de Raad van Discipline in Den Bosch berispt voor zijn optreden, maar het Hof volstaat met een waarschuwing.
De klager in deze zaak werkte van 2005 tot 2009 bij een advocatenkantoor, vanaf 2007 als lid van de maatschap. In verband daarmee tekent hij een concurrentiebeding. Vrijwel direct na opzegging medio 2009 krijgen de klager en het kantoor mot over dat concurrentiebeding.
Daarop schakelt het advocatenkantoor de deken in met het verzoek om zijn visie te geven. De deken krijgt van de nieuwe kantoorgenoot van de klager ‘inhoudelijke informatie over de relaties’, met het verzoek deze vertrouwelijk te behandelen. Daarna vraagt en krijgt de deken nog meer informatie over de ‘lijsten van door klager bediende relaties’ van zowel het advocatenkantoor als de nieuwe kantoorgenoot van klager.
Vervolgens laat de deken per brief aan de nieuwe kantoorgenoot van klager weten dat hij ‘een discrepantie tussen de over en weer verstrekte informatie’ heeft geconstateerd. In die brief noemt hij een aantal dossiers. Ook laat hij weten de bemiddeling neer te leggen, mede omdat er inmiddels een civiele zaak is aangespannen. Een kopie van de brief gaat naar het advocatenkantoor.
Daarmee ging de deken over de schreef, aldus het Hof. ‘Hoe dan ook, de brief zelf bevat inhoudelijke informatie die verweerder zonder toestemming niet openbaar mocht maken. Dit klemt des te meer nu namens klager expliciet om vertrouwelijkheid was gevraagd.’
Het Hof neemt het de deken bovendien kwalijk dat hij de informatie zonder toestemming opvroeg bij de nieuwe kantoorgenoot van klager. Die twee hadden inmiddels ook al ruzie, en de deken wist daarvan. ‘Het was ongepast dat verweerder ter wille van de door hem beoogde ‘bewijsgaring’ een derde benaderde.’
Er worden vaker klachten ingediend tegen dekens, maar deze worden zelden gegrond bevonden. In 2013 werd een klacht tegen Amsterdamse deken Germ Kemper deels gegrond verklaard. Dat had echter betrekking op zijn optreden als advocaat van prinses Margarita, en niet op zijn optreden als deken.