Een (voormalig) advocaat uit Peize werd verdacht van grootschalige handel in erectiepillen, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Hij zit in 2006 vier maanden vast, en wordt in eerste instantie ook veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. In 2012 wordt hij echter vrijgesproken door het gerechtshof. Nu eist de man schadevergoeding van de staat. Die krijgt hij niet, oordeelt de rechtbank Den Haag in een uitspraak van 1 maart jongstleden.
De advocaat wordt in 2006 aangehouden op verdenking van handel in ongeregistreerde erectiepillen met de merknaam Sigra(plus), het witwassen van crimineel verkregen geld via onder meer de derdengeldenrekening van zijn advocatenkantoor en deelname aan een criminele organisatie. In 2012 wordt hij uiteindelijk vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Na de vrijspraak vestigt de man zich als zelfstandig juridisch adviseur. Hij was al geschrapt als advocaat door de Raad van Discipline, en laat zich niet opnieuw op het tableau inschrijven.
De lat voor schadevergoeding ligt echter hoog. Er moet sprake zijn van justitieel optreden waarvoor van aanvang af een rechtvaardiging heeft ontbroken omdat het optreden in strijd was met een publiekrechtelijke rechtsnorm, waaronder het geval dat van aanvang af een redelijk vermoeden van schuld heeft ontbroken (a-grond), of er is achteraf sprake van een ongefundeerde verdenking en de persoon in kwestie is ten onrechte als verdachte aangemerkt (b-grond). De voormalige advocaat baseert zijn vordering op de b-grond.
De b-grond wordt door de civiele rechter restrictief uitgelegd, aldus de rechtbank: uit de uitspraak van de strafrechter die moet blijken van de onschuld van de verdachte. ‘Anders dan eiser meent is de enkele omstandigheid dat de verdachte in de strafzaak is vrijgesproken, daartoe niet voldoende. Daarmee staat immers in de regel slechts vast dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de gewezen verdachte het feit wel heeft begaan, maar omgekeerd staat daarmee nog niet vast – zoals voor aansprakelijkheid op basis van onrechtmatige daad moet komen vast te staan – dat hij het feit niet heeft begaan.’
Ten aanzien van de handel in de erectiepillen – geen geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet en daarom geen strafbaar feit – is de rechtbank van oordeel dat uit de motivering blijkt van de onschuld van de verdacht. Dat geldt echter niet voor het witwassen. Er was sprake van ‘ongebruikelijke geldstromen’ en ‘wisselende verklaringen over de – dubieuze – herkomst’ van het geld. ‘De rechtbank overweegt dat uit een dergelijke motivering allerminst volgt dat er sprake is van gebleken onschuld.’ Aan de verdenking van deelname aan een criminele organisatie komt volgens de rechtbank ‘geen zelfstandige betekenis toe’.
Al met al is er volgens de rechtbank ‘onvoldoende steun voor de conclusie dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser’, aldus de rechtbank.