De groter wordende rol die advocaten zouden spelen in forensische onderzoeken, kan het spanningsveld tussen verschoningsrecht en ‘een voortvarende opsporing’ vergroten. Dat schrijft minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie in antwoord op vragen van Tweede Kamer-lid Jeroen Recourt (PvdA), over de rol van advocaten en accountants bij fraudeonderzoeken.
De minister geeft aan bekend te zijn met recente nieuwsberichten dat er steeds vaker advocaten zouden worden ingeschakeld bij grootschalige fraudeonderzoeken, maar exacte getallen hierover heeft hij niet. Ook de NOvA beschikt niet over dergelijke cijfers. “Mijn beeld is wel dat advocaten dan veelal samenwerken met accountants, fiscalisten en IT-specialisten,” geeft Van der Steur. “Denkbaar is dat bij grote complexe ondernemingen meerdere deskundigheden nodig zijn, anders dan alleen accountancy, om een gedegen oordeel te kunnen vellen of er sprake is van fraude.”
Daarnaast schrijft de minister dat er bij forensisch onderzoek door een verschoningsgerechtigde sprake kan zijn van geheimhoudingsplicht, maar noodzakelijk is dit niet. Zo oordeelde de Haagse rechtbank begin maart over een feitenonderzoek van De Brauw Blackstone Westbroek naar woningcorporatie Vestia dat het verschoningsrecht van de advocaat niet van toepassing is als een forensisch onderzoek uitsluitend feiten bevat.
Van der Steur wil nog verder met de NOvA – en het notariaat in de vorm van de KNB – in gesprek over hoe om te gaan met de gestaag doorzettende verbreding van de dienstverlening van advocaten in het licht van de bestrijding van fraude, ‘waardoor ook het domein dat wordt bestreken door het sectorale beroepsgeheim zich verder heeft verbreed. Hierdoor wordt het spanningsveld tussen het verschoningsrecht enerzijds en het belang van voortvarende opsporing en vervolging anderzijds vergroot.’
Advocaten komen bij de uitvoering van zulke onderzoeken overigens niet direct voor andere regels dan accountants te staan, aldus de minister. “In de regelgeving voor advocaten en accountants zijn geen specifieke voorschriften opgenomen met betrekking tot het doen van forensische onderzoeken,” schrijft Van der Steur. “De naleving van deze regels wordt in beide gevallen geborgd door het voor de beroepsgroep geldende tuchtrecht.”
Een zeker onderscheid tussen de aard van de werkzaamheden door een accountant of een advocaat maakt Van der Steur nog wel: “Wanneer een accountant bij de controle van de jaarrekening een redelijk vermoeden van fraude heeft en dit heeft gemeld bij de onderneming, dient deze onderneming dit onverwijld te (laten) onderzoeken. Deze onderzoeken kunnen worden uitgevoerd door advocaten.”
De brief van minister Van der Steur (PDF).