Een advocaat die niet was verzekerd voor aansprakelijkheid en niet was aangesloten bij een Stichting Derdengelden, mag zijn beroep niet meer uitoefenen. De Raad van Discipline in Amsterdam schrapt hem van het tableau, omdat hij niet in staat blijkt zelfstandig kantoor te houden.
De advocaat is, na een schorsing voor onbepaalde tijd, in loondienst werkzaam geweest bij twee kantoren. Het eerste kantoor ging failliet en toen bij het tweede kantoor het dienstverband eindigde, hield de advocaat kantoor aan huis in het arrondissement Utrecht. Op verzoeken van de Raad van Toezicht om informatie omtrent zijn kantoor reageerde hij niet. Noch de raad noch de deken hoorde iets van hem, waarop de deken een concept dekenbezwaar naar hem toe stuurde.
De deken kreeg uiteindelijk telefonisch contact met de advocaat en had een ontmoeting met hem. Daaruit bleek dat de advocaat niet was verzekerd voor het risico van beroepsaansprakelijkheid en niet beschikte over een Stichting Derdengelden. Daarop volgde opnieuw een schorsing voor onbepaalde tijd. Toen de advocaat liet weten inmiddels verzekerd te zijn, was de deken bereid een verzoek tot opheffing van de schorsing te bespreken, mits hij ook een derdengeldenrekening zou regelen. Veel later kwam daarop antwoord per e-mail, het dekenbezwaar was toen al ingediend.
De raad oordeelt dat de advocaat inmiddels weliswaar een verzekering had, maar dat de premie van 2012 nog niet is voldaan en dat twijfelachtig is of de verzekering nu nog dekking biedt, dan wel in de nabije toekomst zal bieden. Omdat de advocaat op herhaaldelijk verzoek nog steeds geen stukken kan tonen van de overeenkomst waaruit blijkt dat hij is aangesloten bij een Stichting Derdengelden, handelt hij al bijna een jaar in strijd met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit.
De raad laat meewegen dat de advocaat al eerder voor onbepaalde tijd geschorst is geweest en dat de deken destijds van oordeel was dat hij niet in staat was zelfstandig kantoor te houden. De schorsing werd pas opgeheven toen hij in loondienst ging werken en daarvan is nu geen sprake. Gelet ook op het feit dat hij lange tijd niet reageerde op verzoeken van de deken is de klacht gegrond verklaard.
“Naar oordeel van de raad is hier sprake van grove en voortdurende nalatigheid van verweerder, hetgeen het opleggen van de zwaarste tuchtrechtelijke maatregel rechtvaardigt. [..] Gezien de aard en ernst van het gegrond bevonden bezwaar is het niet verantwoord dat verweerder nog langer als advocaat staat ingeschreven. De raad acht daarom de maatregel van schrapping passend en geboden en zal daartoe dan ook overgaan.”