Advocaten kunnen een kort geding aanspannen wegens onbetaalde declaraties, maar ze moeten zich er dan wel van vergewissen dat de declaraties door de cliënt niet worden betwist. In dat laatste geval is de begrotingsprocedure volgens de Wet tarieven in burgerlijke zaken aangewezen. Dat heeft de rechtbank Assen op 22 juli jongstleden bepaald.
De uitspraak is in lijn met een eerdere uitspraak van het hof van Discipline. Dat oordeelde in 1996 dat een kort geding mogelijk is, maar dat de hoogte van de declaratie daarbij ook een rol speelt. Destijds spande een advocaat een kort geding aan wegens een onbetaalde declaratie van 370 gulden. “Per definitie ongepast,” aldus het hof. In de huidige zaak bij de rechtbak Assen gaat het om een declaratie van bijna 11.000 euro.
Volgens de voorzieningenrechter is voor de toewijzing van de vordering “slechts dan plaats als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat”.
In het huidge geval heeft de cliënt in een eerder stadium aangegeven zich tegen de hoogte van de declaratie te verzetten. De eiser, een advocatenkantoor, had daarom de declaratie moeten laten begroten door de Raad van Toezicht. De vordering in kort geding wordt daarom afgewezen. Het maakt daarbij niet uit dat de cliënt heeft nagelaten om bij het kantoor zelf een klacht in te dienen, ook al voorzien de algemene voorwaarden van het kantoor daarin, aldus de voorzieningenrechter.