Als het aan het Openbaar Ministerie ligt, gaat advocate Annette Mak twee jaar de cel in vanwege haar adviserende rol aan het vermeende gokimperium van een groep Eindhovense ondernemers. Onder hen is hoofdverdachte Stijn Flapper: tegen hem eiste het OM donderdag voor de rechtbank Den Bosch vier jaar cel, waarvan een jaar voorwaardelijk.
Advocate Mak wordt verdacht van witwassen, valsheid in geschrifte, oplichting en deelname aan een criminele organisatie. Naast de celstraf eiste de officier van justitie ook een beroepsverbod voor drie jaar en een boete van 80.000 euro. Mak werd in april 2014 aangehouden en zat toen twee weken in hechtenis. De advocate heeft de aantijgingen van het OM altijd ontkend en gezegd dat ze gewoon haar werk als advocaat heeft gedaan, in opdracht van haar cliënten.
Naast de twee jaar celstraf heeft het OM ook gevraagd om haar en twee andere adviseurs – onder wie een belastingadviseur – voor enkele jaren een beroepsverbod op te leggen. Hen wordt alledrie verweten dat zij ‘in strijd met hun eigen beroepsregels hebben gehandeld om een lucratieve klant aan zich te binden’, aldus het OM.
In totaal staan sinds half september achttien personen en dertien bedrijven terecht voor de rechtbank in Den Bosch. Zij zouden via grootschalige witwasconstructies hebben verhuld dat zij in Nederland verboden online gokspellen opzetten en daar over meerdere jaren een omzet van circa 105 miljoen euro mee verdienden. De prijzen zouden bovendien niet goed zijn uitgekeerd. De inkomsten van de goksites werden verdeeld over andere bedrijven of geïnvesteerd in vastgoed, aldus het OM.
Tegen de andere belangrijkste verdachten eiste het OM celstraffen tot 2,5 jaar onvoorwaardelijk en boetes tot 80.000 euro. Het OM heeft verder ontnemingsvorderingen aangekondigd tegen 20 van de 31 verdachten. Het OM stelt in de strafeisen rekening te hebben gehouden met de lange duur van het onderzoek.
Een van de oorzaken hiervan is dat er tot aan de Hoge Raad werd geprocedeerd over het verschoningsrecht van de advocate en inzage in de stukken die bij haar in beslag waren genomen, en ook over het verschoningsrecht van het kantoor waar ze deel van uitmaakt. De Hoge Raad overwoog dat er bij de advocate sprake was van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden waardoor het belang dat de waarheid aan het licht komt moet prevaleren boven het verschoningsrecht’. Pas na deze beslissing uit 2016 kon het onderzoek verder.
De behandeling van de zaak is nog gaande tot 1 november. De rechtbank doet in de loop van december uitspraak.